woensdag 28 december 2011

Pic de Salines

Van de week mocht ik weer een topje scoren. De pic des salines dit keer, 1333 meter hoog en niet in de Albères maar in de Vallespir, de volgende bergrug. We vertrokken niet vanaf zeeniveau maar begonnen tussen de kastanjebomen in een klein gehucht. Al het blad lag op de grond, wat aan het eind vooral het afdalen erg spannend maakte, omdat je niet kon zien waar je liep. Na de kastanjes kwamen de beuken. Niemand van het gezelschap wist dat je de nootjes daarvan kon eten. Ik heb me daar erg over verbaasd, want ze zijn gemakkelijker te pellen dan pijnboompitten en, aangebakken in een beetje boter, met peper en zout, heerlijk over een salade. Na de beuken kwamen de pijnbomen, met eronder de nodige 'cepes de pin'; eekhoorntjesbrood om van te watertanden, totdat Lulu, een bosfee in spe, vertelde dat die paddenstoelen het meest radioactiviteit opvangen. En Frankrijk heeft de nodige kerncentrales...of zou de angst nog steeds uit Japan komen? Nou ja degene die ik zag staan was wel erg felgeel aan de onderkant, misschien gaf 'ie inderdaad wel licht in het donker. De andere paddenstoelen waar we langs trokken kregen van Lulu of een:"un peu toxic" of gewoon een "pas bon". Ik leerde verder dat je sommige soorten (in de pan) niet mengen moet, niet alleen omdat de smaak van de ene de andere teniet kan doen, maar ook omdat het van sommige de hallucinerende werking kan verhogen.
Bovenop de piek, met schitterend uitzicht over Noord-Spanje en de Roussillon, hing een brievenbus (voor de Kerstman?) en een kistje waarin je 'wishbones' kunt opbergen. (Nog) geen idee waarom. We lunchten aan een gammel houten tafeltje, dat we onder een afdakje vonden bij een oud kloostertje, met een muur, laag genoeg om overheen te klimmen. Dit klooster van de orde van de moeder Gods (mare de deu), is alleen op zondag open, maar huist dan ook meteen een restaurantje, naar het schijnt. Nu troffen we alleen een schuwe kat en even later een sullige hond met belletje (een jachthond dus), die ons een heel eind bleef volgen, tot hij waarschijnlijk een bekend spoor rook en een ander route verkoos.
Uiteindelijk kwamen we in Las Illas, het dorp met hotel-auberge 'les trabucayres' - het lukt me maar niet om die naam te onthouden. Hij staat voor de bandieten/deserteurs/smokkelaars, die in Las Illas hun thuisbasis vonden en in dit gebied tussen de Spaanse en de Franse grens drank en wapens smokkelden en de hele buurt terroriseerden (een trabus is een bepaald soort wapen). In het hotel zit, op de bovenste verdieping een heel klein raampje, waaruit ook de vorige keer dat ik hier was, een heel oud dametje hing. Ze droeg een smoezelige shawl, een oude dikke bril en heeft opmerkelijk grote oren. Nu prevelde ze ons ook weer iets onverstaanbaars toe. Ik beeld me in dat ze daar opgesloten is door haar schoondochter en zoon, die de zaak overgenomen hebben, maar dat juridisch natuurlijk niet meer goed hebben kunnen regelen, omdat moe ooit te ver heen was om nog een handtekening te kunnen zetten. En nu hoorde ik weer een verhaal over een overval van de trabucayers (midden 19de eeuw), waarbij ze een jonge jongen hadden gekidnapt, die ze uiteindelijk de oren afgesneden. En dat gaf te denken, in de auto terug naar huis, met zere voeten, maar weer een hele ervaring rijker.

zaterdag 24 december 2011

Op alle slakken zout!

We liepen op de markt in Argeles even de hoek om, een straatje in. Daar stond een garagedeur open, een gigantische ruimte met aan het plafond grote trossen roze knoflook en mooi gevlochten uien. Maar dat was maar de schuur. Aan de overkant stond de eigenaar met een hele berg stokoude wijnranken en twee plateaus vol slakken. Vanuit een plastic bakje werd elk schelpje zorgvuldig met een mengsel van zout en peper gevuld. "Hoe lang moeten die nou koken, meneer?" vroeg ik. "Tot zo'n 16 minuten, op het vuur, dat hangt er vanaf", schatte de man. Waar dat dan vanaf hing, wilde hij niet zeggen. Ze moeten in ieder geval stoppen met 'baver' (kwijlen). Daarna worden ze gegeten met aioli. Soms gaat er een tomatensaus bij. Vaak wordt er ook nog worst en ander lekkers gegrild en worden de 'petit gris' nog met varkensvet overgoten. Uit opgravingen blijkt dan men die glibbers hier al eeuwen lang weet te waarderen en te grillen. Ze gingen zelfs mee op vissersboten, want ze vergen weinig onderhoud (voer) en vormen een goede eiwitbron. Ze moeten sowieso 3 weken op rantsoen, (water en thijm) voordat ze gegeten kunnen worden dat wil zeggen: ontzand zijn. Nu zijn ze echt het centrum van een feestje, want een cargolade vier je liefst met een groot gezelschap, en dan worden er 30 voor een kleine tot 100 voor een grote eter gerekend. En daarbij wordt natuurlijk een wijntje gedronken! Dus: op de bladeren zijn ze groot geworden, op de stronken zijn ze gegrild en met het vocht worden ze weggespoeld. Een mooie cirkel, vind ik.

maandag 19 december 2011

Valse wind

Mijn schoonfamilie laat al snel een traantje, daar is niks mis mee, dat is gewoon zo en heeft iets vertederends. Het gebeurt soms zomaar, of bij hoesten, grote inspanning of verdriet, maar vooral bij lachen. De tranen rollen vooral over de wangen bij de pks-grappen, dat wil zeggen: de moppen uit de poep-kak-stront categorie. Dus misschien dat ze na het vorige bericht nu weer een traantje weg kunnen pinken, want ik wil even vertellen over...de wind.
Hier waait in 48% van de gevallen de Tramontana. Dat is een noord-westen wind, eigenlijk net zo veelvoorkomend als in Nederland, maar hier komt 'ie van de bergen. Hij scheert er eigenlijk langs en dat maakt 'm verraderlijk, want hij zoeft tussen dalen en langs toppen, waardoor 'ie vooral in vlagen waait. En hier aan de oostkust hebben die vlagen hun volle snelheid bereikt. Dus als je op het verkeerde moment de Cap Béar (landtong ten zuiden) rondt, kan je muts bij een snelheid van 130 kilometer per uur van je hoofd waaien, en je bril en je gezonde verstand! Ik hoorde ooit dat een misdadiger minder gestraft wordt, als hij tijdens de Tramontana zijn misdaad begaat, maar dat schijnt een mythe te zijn. Toch werkt het aanhoudend gehuil wel degelijk verwarrend, want zelfs Victor Hugo beschreef 'm in zijn 'Gastibelza' als 'le vent qui vient à travers la montagne me rendra fou'. En er wordt nog meer aan die wind toegewezen. Zo waait hij alleen een oneven aantal dagen, beginnend vanaf drie, dan zes, dan negen. Hij is in ieder geval altijd droog en koud en brengt helder weer. Hij brengt daarmee vreemd genoeg volgens sommigen ook helderheid van geest en is ook nog eens genezend; door de lage vochtigheid schijnt 'ie goed te zijn voor reumalijders. Maar ik heb 'm meegemaakt; hij striemt om je oren, hij loeit, hij giert en tiert. Hij maakt denken onmogelijk, doet de luiken rammelen, rukt elk blad van de bomen, maakt kleine wervelstormen van plastic zakken in de steeg hierachter en drijft het jachtinstinct van de hond tot het uiterste. Je kunt jezelf niet meer horen denken, soms drie soms zes soms negen dagen niet. Erg!

zaterdag 17 december 2011

Fifo

In de horeca kent iedereen de term 'fifo': First In First Out. Het gaat er dan natuurlijk om dat je je minst verse producten eerst opmaakt en bij het opbergen van je bestelling de nieuwe spullen achteraan zet. Maar eigenlijk wil ik het over een ander, maar soortgelijk principe hebben: wat erin gaat, moet er ook weer uitkomen. Dat is bij elk mens hetzelfde. En dat is weer één van de verklaringen voor het bestaan van de caganer, die in elke Catalaanse kerststal (Pessebre) optreedt. De caganer is een poepend mannetje, op de hurken gezeten, meestal rokend, of de krant lezend en gekleed in wit shirt en een rode muts (de barretina). Er wordt ook wel beweerd dat de caganer staat voor vruchtbaarheid, hij bemest de aarde, nou ja, in dit geval de kerststal! Inmiddels heeft deze poepert een enorme vlucht genomen en komt hij niet alleen in zijn oorspronkelijke verschijning meer voor. Nee, noem ze maar op of je kunt ze schijtend in je stal zetten: Obama, Queen Elizabeth, de Paus, Michael Jackson, Spiderman, Spongebob, Sarkozy etc. Van de week zag ik er zelfs eentje die je kan opwinden en die dan al hippend je hele stal doorkruist! Soms is de commercie echt om strontziek van te worden, of zal ik toch maar zwichten voor een gehurkte Johan Cruijff?

maandag 12 december 2011

Lampedarie

Het seizoen is alweer een tijdje voorbij, het loopt van april tot oktober. In die tijd moeten alle 'blauwe' vissen (sardientjes, ansjovis en makreel) worden gevangen, in de nacht, met liefst twee boten die samenwerken. Met de sonar wordt een school opgezocht. Een roeibootje met een felle lamp lokt de vissen naar het oppervlak, terwijl het moederschip ze met zijn netten omcirkelt. De netten zijn fragiel, er kan alleen bij goed weer worden uitgevaren, zonder wind en zonder stroming. De vissers zijn zo'n 10 uur op zee, keren terug bij zonsopgang en hebben dan nog een werkdag met verkoop, schoonmaak en boeten. Dit was overigens ook het werk waar Petit Louis, waar ik eerder over berichtte, zich al vanaf zijn 13de in had gespecialiseerd.
In Port Vendres zijn er nog maar twee schepen die deze pêche au lamparo bedrijven. Jammer hoor.

Het schilderij plukte ik van internet en is van Sabine Bernier.

zondag 11 december 2011

Zwart goud...misschien

In het Maleis wordt er onderscheid gemaakt tussen 'tidak' (nee) en 'belum' (nog niet). Als iemand je vraagt of je 100 wordt, antwoord je niet met 'tidak', maar met 'belum', want: je weet maar nooit. Daar moet ik altijd aan denken als ik iets koop bij de groenteboer op de markt hier. Op zondag zegt hij altijd:" Tot woensdag...misschien" en op woensdag zegt hij:"Tot zondag...misschien" - want, je weet maar nooit. Vandaag was het weer hetzelfde, maar hij had iets bijzonders: hij verkocht eieren voor €1,50 per stuk! Het waren niet zomaar eieren, maar truffeleieren, want ze waren met truffels in aanraking geweest, dus hadden de smaak overgenomen. Zo kon je nu gemakkelijk een truffelomelet maken! Meneer groenteboer gaf een uitvoerige uitleg, begon over de poreuze eierschaal etc. en ik deed alsof het allemaal nieuw voor mij was. Een dame naast mij reikte ondertussen naar een potje. Toen bleek dat de truffels ook zelf verkocht werden. Mevrouw nam er één mee voor slechts € 8,00. Die ernaast, zag ik nu, ging voor €13,00 en die wilde ik wel, maar toen ik aan de beurt was, was 'mijn' potje weg. Ik begon meteen aan mezelf te twijfelen en moet raar hebben opgekeken. De dame voor mij had zich net omgedraaid en werd er nog even bij betrokken."U denkt toch niet dat ik uw potje heb gepakt?" vroeg ze verbouwereerd, terwijl ze in haar tas graaide. En ja hoor, daar kwam 'mijn' potje tevoorschijn en even daarna ook het hare. O lala, excusez moi...pas grave madame, ne vous inquiétez pas. Beschaamd gaf mevrouw het potje terug. Geen probleem; pas de souci! Groenteboer blij, mevrouw blij en ik blij.
Laat ik nu toevallig een eendenlever in de marinade (Banyuls) hebben staan voor een nieuw terrinerecept en ook nog eens pureeaardappels (Bea?) in huis hebben. Dat wordt vanavond een pureetje met een gebakken eendenlevermedaillon en een schijfje tuber melasponorum. En dat nog voor de Kerst en de truffelmarkt die hier op de 24ste wordt gehouden!

Appeltjes van oranje

De appeltjes van oranje komen echt niet alleen uit Spanje. Ze hangen hier, naast de citroenen en de mandarijnen in bijna alle achter- en voortuinen aan de bomen. Op de markt is de keuze groot. Met blad, zonder blad, onbespoten, uit de Roussillon of toch uit Spanje, bitter of juist zoet enz. Ik dacht vandaag mooie mandarijnen uit de streek te hebben uitgezocht, maar het bleken bittere marmeladesinaasappels te zijn. Des te beter! De kraam ernaast verkocht mijn favoriete olijven: Lucques. Die zijn net weer verkrijgbaar, van de nieuwe oogst. Het zijn groene, langwerpige olijven, uit de streekt. Ik wil al een tijdje een beetje experimenteren met de marinade ervan, dus heb nu m'n kans gegrepen. Ze liggen in een pekelbad met die bittere sinaasappel en een lepel kardamomzaad. Om bovendrijven te voorkomen, heb ik ze met een steen verzwaard.
Nu maar hopen dat ze straks net zo lekker smaken als ze eruit zien.

zaterdag 10 december 2011

Japanse parels

Nee, dit gaat niet over de Japanse oester die de hele Nederlandse kust 'bedreigt' dit gaat over kleine ronde bolletjes, die hier in Frankrijk 'perles du Japon' heten, beter gezegd: tapiocakorrels en daar is geen zeeschelp mee gemoeid.
Enkele weken geleden aten wij zeer verzorgd en hoog aan de prijs in Mollet, een klein dorp net over de grens, aan de andere kant van de Albères (in het Spaans heet dat l'Albera). Het restaurant, La Reina de Port Lligat, hoort qua naam en familie bij het hotel bij Cadaques, naast het woonhuis van Dalí. In dat hotel heersen moeder en zoon, terwijl vader en broer van die zoon dit 'eettentje' bestieren. Dat het allure heeft, zie je niet af aan de façade, maar merk je wel aan de entree: de deur gaat automatisch open. Binnen in een ruimte met gewelfd plafond, heerst een serene rust, zeker als je er geen ander gezelschap treft (zoals ons eigenlijk nog niet is overkomen). Het knipmes is een Catalaanse schone, die met haar pink wijzend de gerechtjes uitlegt in een taal die wij nog niet machtig zijn, maar ze brengt het leuk! Er komt ook nog een gedecoreerde drinkbak voor de hond en een stoeltje voor je tas! wat wil je nog meer? Nou, een supermenu misschien, beginnend met een leuke vondst: een 'boter' van olijfolie, de lokale trots bij uitstek. De olie is in de koeling of vriezer opgesteven en komt als een bolletje op tafel met 2 soorten grof zout en vers gebakken broodjes. Je haalt een stukje brood over de boter, die langzaam uitsmelt, doopt die in het zout en geniet. De tussengerechtjes weet ik even niet meer, maar het dessert deed mijn moeder verzuchten:"Bent u volgende week ook open?" En dat was dus iets met tapiocakorrels.
Nu zijn er 2 generaties aan het experimenteren geslagen. Wordt vervolgd.

vrijdag 9 december 2011

Bingo!

Toen de Roxy in Amsterdam nog een bios was, maar wel tanend, werkte ik daar een blauwe maandag, samen met een aantal andere studentes, als bingojuffrouw. In keurig uniform stonden we langs de rand te wachten tot het verlossende 'bingo' ergens uit het publiek klonk. Als het in mijn wijk was, moest ik erheen rennen en het winnende velletje onder een camera duwen, zodat dat via een beeldscherm op het podium kon worden gecontroleerd. Het was een zielloze bedoeling, met een baas die altijd precies op het moment dat wij ons in onze rokjes en strakke witte blousjes hesen de kleedkamer in kwam lopen en die de cijfers afriep met de meest grappige woordspelingen: "nummmmmeeerrrr TIEN, laat ze maar zien" of "nummmmeeerrrrr ZEVEN, ik pak je wel even". En als hij lekker op dreef was, werd het "turtiefive who wants to be my wife" Het avontuur eindigde abrupt, toen één van ons, een mooie negerin, echt heel onbeschoft door de grappigste man van de Kalverstraat werd behandeld en wij allemaal tegelijk besloten onze biezen te pakken.
En nu is hier het seizoen van de 'rifle' aangebroken. De Catalaanse bingo die in de hele regio avond na avond met groot enthousiasme wordt gespeeld, om in de donkere dagen voor Kerst de gemeenschap bijeen te brengen of te houden. Als het de beurt is van het restaurant om de hoek, zit men daar hutjemutje, tot bovenaan de trap op de 2de verdieping, met een papiertje op schoot en een hand vol ronde snippers, die nog dagen later over straat dwarrelen. De winnaar staat even later te proosten aan de bar met de emmer met een ham of grote kip en flessen wijn (de buit) tussen zijn benen.
Er worden twee varianten gespeeld: de quine (5 goede nummers op een rij, alleen horizontaal!) of de 'carton plein', die spreekt voor zich. En ook hier zijn de cijfers op (Catalaans) rijm gezet, nou ja: de 2 wordt omgeroepen als 'galina', de 7 als 'picassa' en de 69 als 'cap i cul'. Ook super lollig (?)
Al is het meestal voor het goede doel, behoud van de Catalaanse teamspirit en verdrijving van de eenzaamheid, en komen er geen bingodames bij kijken, ik ben toch wel blij dat hier volgens de wet niet meer dan 6 van dergelijke feestjes per jaar mogen worden georganiseerd.

dinsdag 29 november 2011

Marie José Gabriel

Tien jaar geleden lagen er nog zo'n vijftien vissersboten in de haven. De hoge brandstofprijzen en het verdwijnen van de vis, hebben sommigen doen verkassen. Anderen hebben de oprotpremie geaccepteerd en ander emplooi gezocht. Op de schepen is het werk zwaar. De dag begint om half drie 's morgens, met de uitvaart om drie uur. Om vier uur 's middags wordt er afgemeerd en begint de directe handel; het meest verdwijnt naar de afslag om de hoek. Ook bij slecht weer wordt gevaren. Gelukkig is de boot afbetaald. "Het uurloon is absurd laag, maar goed, dit vak is ook je passie", zegt de schipper. Toch heeft ook hij het echt zwaar. Er is weinig vis en dat wat er nog zwemt is klein. Dat dit door overbevissing komt, gelooft 'ie wel, maar hij denkt dat het ook met vervuiling te maken heeft. Zo langzamerhand wordt het dus ook voor de Marie José Gabriel tijd om naar elders te verkassen. Daar gaat de laatste 'chalutier' (trawler) van Port Vendres.

donderdag 10 november 2011

Elk nadeel....

Het komt hier echt niet vaak voor: een lange periode met regen. Maar afgelopen week, net nu we bezoek hadden, werd het hier echt slecht weer en regende het nachten achter elkaar. Nu heeft elk nadeel zijn voordeel, dus wat gebeurde er: de paddenstoelen schoten spreekwoordelijk uit de grond. Zo zagen we op een klein veld bij een heel oud klooster, een stel grote stenen liggen, waarvan mijn moeder meteen zei:"Dat zijn paddenstoelen." De kleigrond trotserend, stapte ze het veld in en plukte er één. We namen hem mee naar huis. Op internet zocht ik op wat het was. Onder 'grote weide paddenstoel' vond ik 'm: de reuzenbovist. Eetbaar, dus..
Ik sneed 'm doormidden. Hij leek op een hele grote bol mozzarella, stevig en spierwit. Ik sneed er plakken van. De helft aten we die avond, gebakken in wat boter en olijfolie met zout en peper. De overgebleven plakken droogde ik in de oven op een rek. Daar ga ik nog een keer risotto of iets mee maken. Ik las er nog over dat het een paddenstoel is met een vrij neutrale smaak, maar dat viel me bij deze alles mee, hij was heel geurig en dus ook smakelijk. Nu heb ik vreselijke spijt dat we de andere 'zwerfkeien' in hetzelfde veld hebben laten staan. Morgen terug?

zaterdag 29 oktober 2011

Terroirisme

Over 'terroir' heb ik wel meer geschreven. Je kunt er hier ook niet omheen. Alles is hier terroir: de wijn natuurlijk, de groente en het fruit, het vlees, de kaas en zelfs de ansjovis; alles komt van eigen bodem en smaakt er ook naar. Maar...er vinden ook wel kleine aardverschuivingen plaats. Ik schreef al over de chayote, de kiwi's en andere invloeden van buitenaf en nu wordt hier net over de grens mozzarella gemaakt. Niet zomaar mozzarella, maar ook nog eens van echte buffelmelk. Aanvankelijk van Italiaanse buffels, maar nu zijn het voornamelijk Bulgaarse. Het mooie van die mozzarella is, dat 'ie 's morgens geproduceerd wordt en 's middags wordt verkocht. Zo proefden we een stukje op de markt, vers van het mes en we moesten 'm meteen hebben. Stevig en smaakvol en niet te versmaden; een verse kaas die je niet laat smelten op je pizza, maar die je zo puur mogelijk verwerkt. Van dezelfde boer (Lluis Mont uit Palau Saverdera), hadden we ook al eens een stukje Blau (d'emporda) geproefd, een hele pittige, bijna bruine schimmelkaas, ook super lekker, dus daar namen we ook meteen een stukje van mee.
Ik kan nu wel bewondering hebben voor alles dat streekgebonden en traditioneel is, maar zo'n blokje 'vreemde' kaas laat ik niet aan me voorbij gaan. Vanavond eten we tomaten (van twee dorpen verderop) met een blaadje basilicum (van de geitenwollensokkenboertjes drie dorpen hier vandaan) en schijfjes mozzarella van vier dorpen verder; echte Catalaanse caprese dus. Capice?

woensdag 26 oktober 2011

Exotisch!

Die avocado's (zie terug) beschouw ik hier als exoten. Maar zo schijnt 40 procent van de bevolking in deze regio hier ook niet oorspronkelijk vandaan te komen. En naast ons zoogdieren, heb je dan nog de kiwi's, eucalyptusbomen en weet ik veel wat nog meer. Op de markt ligt ook van alles uit alle windstreken. De Espelette pepers komen van de andere kant van de Pyreneëen, maar worden hier ook gekweekt 'a la façon de..' en die avocado's zijn dan wel 'import' maar komen ook gewoon hier uit de boom gevallen, naast de cherimoya en de chayote. Die laatste vrucht of groente lag te stralen bij het groentevrouwtje met de eeuwige aarde onder haar nagels. Een dame voor mij kreeg een uitgebreide uitleg over bereiding en nam een 'doux' mee. Ik ging voor de 'forte', zonder te begrijpen wat er 'fort' aan was. Het bleek om de stekels te gaan, die in rauwe toestand nog wel enige aaibaarheid bezaten, maar na 3 minuten in kokend water (aan de steel ondergedompeld, volgens instructies) toch venijnig prikten. Maar goed, als je een zee-egel aan kan...De schil verwijderde ik met een dunschiller, daarna sneed ik 'm in parten en verwijderde de pitten in het midden. Je schijnt vrijwel de hele plant te kunnen eten, waaronder ook de wortel(s), maar die pitten, liet ik er toch maar uit. Daarna sneed ik het vruchtvlees in blokjes die ik smoorde in wat olijfolie met knoflook en peterselie (zout en peper). En dat is maar één bereiding. Denk aan komkommer en de ideeën blijven komen!

zaterdag 22 oktober 2011

Top of the world

Gisteren is het dan eindelijk gelukt: ik heb de top van de Sailfort bereikt, de eerste hoge bergpunt in de Albères, hier boven Collioure. Eerder deze maand was het te warm en braken we de beklimming vroegtijdig af. Twee jaar geleden moesten we net onder de top opgeven, omdat er teveel sneeuw lag, maar nu was het dan toch zo ver.
Het was fris en zeker bovenop behoorlijk winderig, maar misschien juist daardoor ook kraakhelder. In het zuiden zag ik de ruïne van Toroella en daarnaast Estartit met de Illes Medes (een duikersparadijs, want een van de mooiste en oudste Mediterrane zeereservaten). In het zuidoosten lag de Cap de Creus en in het noordoosten kon je Sète zien liggen (ok, het zag eruit als een wit streepje en een beetje heuvel, maar toch). In het noorden zag je duidelijk de Bugarach, de hoogste punt van de Corbières, die door velen wordt gezien als de enige plek ter wereld die overeind blijft als de wereld vergaat; elke vierkante meter grond in de wijde omtrek ervan is door bijgelovigen opgekocht.
Maar goed, bovenop de top van de Sailfort kun je nog schuilen ook, in de kleinste refuge, schuilhut, die ik ooit gezien heb. In 2006 heeft iemand een lang raam voor een ondiepe grot geplaatst, met daarin een piepklein glazen deurtje. Binnen vind je van alles om enige tijd te overleven, als je bijvoorbeeld door een sneeuwstorm overvallen wordt. Er liggen planken en een matras plus themodeken voor een bed, water en poedermelk voor je natje, biscuits en nog zo wat voor je droogje, lucifers, handschoenen, een zaag en ook nog een schriftje met pen. Aanvankelijk werd het proviand vaak gestolen, maar sinds de maker een plexiglazen kerststalletje met heilige naast de deur inmetselde, is er niets meer ontvreemd!
Onder de piek loopt een lang pad, helemaal tot Port Vendres. Het is een overdekt kanaal, gevoed door 3 bronnen, dat begin 19de eeuw in circa 50 jaar is gebouwd om drinkwater te leveren aan de vele vluchtelingen die vanuit Noord-Afrika in Port Vendres voet aan wal zetten en bleven plakken. Heel verrassend heeft dit kanaal in de bergen ook nog een lange tunnel (50 meter), waar je, gebukt, doorheen kunt lopen, met een lampje, want 't is er aardedonker en vaak nat door het regenwater. Een ingenieus bouwwerk, midden tussen de omgevallen bomen en zwijnenpaadjes.
Op de terugweg (het werd een wandeling van 5 uur) ging de wind liggen en hoorde je alleen nog maar de stilte.
De zere knieën waren deze ervaring meer dan waard!

woensdag 19 oktober 2011

Joekels

Op de markt hier staat altijd een man met maar een paar producten, natuurlijk seizoensgebonden. Vorige week stond hij met bakken tomaten, maar inmiddels zijn het cantharellen en kastanjes en vandaag ook hele grote avocado's. Ze waren nog lang niet rijp, maar lonkten wel, dus kocht ik er twee. Ze moeten nog een paar dagen liggen, een paar dagen en nog wat, want ik heb geen bananen of appels in huis, om die rijping te bespoedigen.
Ik mailde aan een vriendin dat ik dus nog even heb om een lekker recept te bedenken en moest toen aan mijn oma denken. Zij vulde de vruchten met koffie-extract. Ze kookte koffie in met suiker, zodat ze een soort siroop kreeg, waaraan ze alleen maar warme melk hoefde toe te voegen als ze zin had in een bakkie. Dat koffie-extract gebruikte ze ook om de avocado mee te eten. Een scheutje vinaigrette in het holletje van de pit, daar begreep ze niks van; zij had een groot deel van haar leven in Indië doorgebracht, waar avocado een heuse vrucht is.
Nu moet ik zeggen dat een salade van mango, ananas, banaan, avocado en kleine stukjes limoen (en eventueel wat papaya), ook absoluut niet te versmaden is.
En hier wordt de saus bij de gehaktballetjes (boles de picolat) op smaak gebracht met koffie, en dat is geen Ferran Adria grap! Dus zo zie je maar weer.

zondag 2 oktober 2011

A Roses is a Roses

Wie taalt er nou naar het land van melk en honing als het land van olijfolie, cava en zeevruchten op nog geen 20 kilometer van je verwijderd is? Het is even rijden, over kronkelende wegen, met venijnige bochten, langs velden vol wilde venkel en steile wijngaarden met, in deze periode, vele plukkers. Maar dan kom je over de grens in het verstilde landschap van de Albera me de olijfbomen en hier en daar ook nog een wijnveld, waar de cava wordt geboren. En uiteindelijk is er de kust met het beschermde gebied (parc naturel des Aiguamolls de l’Empordà) waarlangs vreselijke hoogbouw, maar ook de vissershaven van Roses. Daar komen twee keer per dag de bootjes binnenvaren. Er zijn nog 400 vissers werkzaam en de traditie heerst: als je niet voor 18.00 uur binnen bent, mag je de volgende dag pas een uur na alle anderen vertrekken en de oude vissers verdelen op de kade allereerst de buit, voordat de waar naar de veiling gaat. Er zijn twee veilingmomenten: een keer om 7.30 (‘blauwe’ vis, zoals sardientjes) en een keer om 16.30 (met name schaaldieren). De vis en zeevruchten van Roses zijn in de omstreken beroemd en zeer geliefd. Die vis (zeebaars, ansjovis, sardines en inktvis) is zo goed, omdat er veel bezinksel uit de rivieren (vanuit de Pyreneeën) in zee stroomt en dat verrijkt de wateren. De garnalen en langoustines hebben een superrode kleur en zacht vlees. Dat schijnt te komen doordat de zee hier vrij koud is, wat ook weer een extra ziltig smaakje geeft. Die garnalen worden gevist op 400 tot 700 meter diepte en hun huid wordt duur verkocht: ze kunnen circa € 45,00 per kilo opbrengen en da’s dus op de veiling, dan liggen ze nog niet op je bord of bij de visboer.
Niet ver van de veiling, net achter de haven met de minuscule bootjes, met kajuitjes waar je nog geen bil in kwijt kunt, en de nettenboetende vissertjes, ligt een aantal restaurants, waaronder een standtent, ook werkelijk met de palen in het zand. Je kunt er zowel als tapa of als volledige schotel vele zeevruchten bestellen: tellines, scheermesjes, kokkels of venusschelpjes, inktvisjes en oktopus en de geweldige escamarlanets: kleine langoustines, gebakken in olijfolie en overgoten met een sausje van gemalen knoflook en peterselie. De schalen zijn zo zacht dat je ze vrijwel in hun geheel kunt eten. Ze zijn zoet en zeer smaakvol en ook niet goedkoop (relatief). Je geniet ze natuurlijk met een glaasje lokale cava. In de stad, die blaakt van vergane glorie, zijn nu, in het naseizoen, nog de nodige barretjes te vinden, die allemaal een heel arsenaal aan zeevruchten op de kaart hebben staan. Ze verdienen het stuk voor stuk om uitgeprobeerd te worden (voordat ze hun deuren sluiten). Ik denk dat ik nog wel even bezig ben.

dinsdag 27 september 2011

Petit Louis

Hij woont bij ons om de hoek en als het even meezit, staat de felblauwe deur van zijn schuur/atelier (en oude wijnkelder) open en kun je hem in het invallende licht aan het werk zien: Petit Louis, die afgelopen week 88 jaar werd. Hij draagt altijd een soort Chinees jeans-outfit en heeft een onmogelijk gerimpeld gezicht met prominente neus. Zijn familie woont al sinds de 17de eeuw in hetzelfde vissershuis en Louis Baloffi is één van de drie nog levende beroepsvissers van Collioure. Tot zijn pensionering voer hij op Le Dominicain, het houten schip dat hij aan de stad cadeau deed toen hij ermee ophield, onder voorwaarde dat het zou worden gerestaureerd en zou blijven varen. Omdat hij een aantal jaar geleden eens niet wist wat hij iemand als verjaarscadeau kon schenken, maakte hij een houten vissersbootje. Dat present viel zo in de smaak dat steeds meer mensen ernaar vroegen. Nu maakt Louis 2 bootjes per maand, met een houten fel beschilderde romp met mast en linnen zeil (van restjes stof die mensen hem komen brengen). Elk bootje vergt 50 uur werk. Het zijn pareltjes, net als deze plaatselijke legende.

zaterdag 24 september 2011

De pest

In de zeventiende eeuw werd Argelès, ons naburige dorp, geplaagd door de pest. Die plaag stopte abrupt op de 27ste september 1652, de feestdag van de plaatselijke heilige(n). En sindsdien hebben de inwoners besloten die heiligen elk jaar te eren met een feest dat ongeveer een week duurt. Het betreft in dit geval een tweeling: St. Come en St. Damien. Vandaag waren ze aanwezig bij de oefening van de castellers, de menselijke torenbouwers. De hele buurt kent overigens van die heiligenfeesten, waarbij de personen in kwestie zelf komen opdagen. Ze zijn meer dan 3 meter hoog en wegen heel wat (in het geval van de tweeling 50 kilo per stuk). Deze broers zullen volgende week, aan het eind van het hele feest, in een optocht meelopen, met ongeveer 400 mede-gégantes uit noord en zuid Catalonië. Daarbij treden er ook capgrossos op: mensen met gigantische papiermaché koppen op hun hoofd. Wat die castellers betreft liepen we eerst langs hun lunchadres: een schuur met daarin lange tafels gedekt met plastic bekertjes en grote flessen Jack Daniels. De hele groep verzamelde zich in hun groene shirts op een pleintje. Iedereen werd zorgvuldig ingezwachteld. Daarna werden de diverse mensen gegroepeerd. Ze strengelden de handen ineen en bouwden langzaam eerst een kleine toren (3 hoog) en daarna steeds bredere en hogere, met steeds meer mensen. Er worden in de hele buurt onderling competities gehouden, wie de hoogste en breedste toren kan bouwen. Deelname schijnt enorm te verbroederen, het is dan ook behoorlijk fysiek. Toen de laatste toren afgebroken werd en de cobla (een sardanasorkestje) stopte met spelen, brak precies op dat moment een wolk boven de stad. Een teken van de goden?

zondag 11 september 2011

Dora van koninklijke bloede

Daar lag ze op het aanrecht: vers, ontschubd en glanzend. 'Eet mij', klonk het uit de iets geopende bek. Rob fileerde de ene helft, ik de andere. Het was eigenlijk andersom. Ik begon en had de weerstand en bulk van de andere zijde mee. Die eerste kant gaat mij bij vis fileren altijd beter af. Ik had dus mazzel, helemaal omdat we ook nog eens uitgenodigd waren om dit monster samen op te eten. Rob had Dora bij de groothandel gehaald en daar ook meteen gefotografeerd, zoals hij dat zo goed kan. Dora was een dorade royal uit het zuiden. Een flinke meid met haar op haar tanden en een geel brilmontuur. We hebben kleine stukjes rauw met soyasaus gegeten en moten uit de oven, heel mooi op smaak gebracht (Rob kan niet alleen goed fotograferen!).
Net als vorig weekend, was deze maaltijd zo onovertroffen, dat ik me er vandaag vanaf maak. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar we eten macaroni. Op 'z'n echt', met ham, kaas en een tomatensaus met ketchup en HP. Banaal in zijn lekkerte.
En wat zegt Bart tijdens het eten: 'Volgens mij at het personeel van El Bulli zoiets elke dag.' Of dat zo is, moeten we nog even afwachten: dat kookboek (family meal) staat op het punt van verschijnen!

dinsdag 6 september 2011

Zomer in Dieppe

Waarschijnlijk heeft de hele noordzeekust deze zomer geleden onder het slechte weer. Ik ging twee weken geleden een paar dagen in dat gebied zeilen en voelde me echt bevoorrecht. Daar kwamen ze langs de kombuisdeur: eerst de vlagen regen, daarna de gasten/zeilers in hun overall en jack met capuchon tot over hun neus - het is niet te missen: het geruis van de tegen elkaar schurende benen in het moderne, doorweekte zeilpak..woesch woesch doet 't -. Alles kleddernat. En daar stond ik in m'n kombuis, tussen de stomende pannen en de warme met broden gevulde oven. T-shirt aan en lekker zwetend. Maar ja, toen we een haven aandeden en ik dacht al die hunkerende natte koppies even niet te hoeven zien, bleef het buiten zo grauw en miezerig, dat ze de wal meden als de pest. En als je dan zo je best hebt gedaan ze te verwennen, zetten ze echt geen poot buiten boord, ook niet met de lunch. Dus hebben Bea (m'n super-assistent) en ik zelf het weer maar getrotseerd en zijn we na het uitserveren van het middageten 'gevlucht'. Vanwege die motregen, die je in minuten doorweekt, wilden we niet ver lopen. Meestal betekent dat dat je bent aangewezen op een kantine of kroeg, ergens op het uitgestorven haventerrein, want met die grote schuit worden we eigenlijk altijd in een uithoek opgeborgen. Maar nu wenkte een charmant restaurantje ons, op nog geen twee minuten lopen. Dit zaakje was echt 'pimpante', volgens mij het (Franse) Michelingids equivalent van 'gezellig'. Gelukkig slurpt Bea ook graag een oestertje, dus gingen we hier, bij 'le comptoir à huitre', meteen naar binnen. Achter het dikke tochtgordijn ging een mooie zaak schuil, met prachtige tegeltableaus met grote kreeften, schelpen en vissen. De tafels waren chique opgedekt met wit linnen en een batterij glazen. Achter de bar een spiegelwand die het geheel nog meer allure gaf.
Daar zaten we dan, op stand, met nog tintelende handen van het snijwerk en de kleine wondjes, en zachtjes 'naslingerend' alsof we nog op de golven dreven. We vierden onze vrijheid met een glaasje kir en namen allebei een plateau de fruits de mer, dat als een grote toren, met twee etages voor onze neus werd gezet. We klokten één, oeps, nee twee flessen Poilly Fumé weg en deden over dat alles, al kletsend en genietend zo lang dat we uiteindelijk als allerlaatste de zaak uitgingen en meteen door konden met voorbereidingen van het diner aan boord.
Nu denk ik achteraf dat we bij mooi weer verder zouden zijn gelopen en misschien wel bij de het Tex Mex restaurant aan de jachthaven hadden gegeten. Mexicaans kan ook lekker zijn, maar deze Dieppe ervaring had ik voor geen margarita willen missen!

maandag 5 september 2011

Toevalstreffer

Eergisteren aten we heerlijk in een restaurant in Amsterdam. Het was ook nog eens mooi weer, dus de hele voorgevel was open getrokken en zo zaten we binnen toch ook buiten. Ik had oesters vooraf, die wel wat melkig waren, maar toch goed smaakten en niet te koud werden geserveerd. Daarna een halve kreeft met hollandaise saus; pure verwennerij.
Na zo'n supermaal vond ik het gisteren maar moeilijk zelf weer iets lekkers te bedenken. En omdat ik lef/tover van de grond wil krijgen, moet ik natuurlijk wel zelf het goede voorbeeld geven (wat restverwerking betreft), dus werd het een salade van kort gekookte krieltjes, gestoomde sperziebonen (uit de Betuwe) en stukjes met Balinese boemboe gekruide en vervolgens gebakken kippendij. Dit alles lag zomaar voor het grijpen in mijn koelkast - nou ja, de krieltjes kwamen uit hun mandje in het keukenkastje. Ik maakte de sla aan met een mengsel van mosterd, kwark en mayonaise en strooide er voor het knapperige nog wat fijn gesneden sjalot overheen. Er had nog een gepocheerd eitje bij gekund, maar dit was al ruim voldoende. Het kon niet tippen aan de avond ervoor, maar was toch wel weer geslaagd.

zondag 28 augustus 2011

Amanooitniet

In het NRC van dit weekend staat een stukje over het eten van paddestoelen en wordt de Nederlandse Mycologische Vereniging genoemd als paddestoelenclub die ook excursies verzorgt. Er wordt bij vermeld dat het geen culinaire vereniging is en dat er ook niet geplukt wordt, maar wat het dan wel is, wordt niet helemaal duidelijk. Nou ben ik samen met een vriendin een blauwe maandag lid geweest van die NMV, omdat ik van dat niet-culinaire nog niet wist, maar mezelf wel als paddestoelenvrouwtje zag, met een rieten mandje struinend door de bossen om daarna thuis achter het fornuis de ene dampende cantharellenschotel na de andere eenkhoorntjesbroodsoufflé te bereiden. Al zoekend, onderweg, zouden we met alle leden natuurlijk uitgebreid recepten uitwisselen en halverwege een vuurtje stoken om alvast een omeletje te bakken. Overigens ben ik van jongs af aan al een groot fan van die boleten die bij ons in de buurt onder de dennenbomen tussen het mos groeiden en door onze Zwitsere/Italiaanse buurvrouw (eigenlijk wel zo'n rietenmandjes figuur) gretig werden geplukt en verwerkt. Maar goed die NMV dus, daarmee zijn wij (die vriendin en ik) ooit naar Bergen getogen voor zo'n excursie. We verzamelden op een parkeerplaats, waar de leden goed te herkennen waren: groenbruine ribbroeken, vilten hoedjes en waxcoats, met stevige stappers en een rugzakje met camera, opschrijfboekje, gereedschap, een appel en een zakje met boterhammen. De omgeving werd als extra interessant omschreven, omdat er zowel zand als kleigrond te vinden was, dus ook een grote diversiteit aan paddestoelen.
Alle neuzen waren meteen naar de grond gericht, er was niet echt een cursusleider die uitleg bood, dat was helemaal niet nodig: iedereen wist heel goed waar hij het zoeken moest. Bij elke paddestoel werd uitgebreid stilgestaan, nou ja, iedereen op de hurken natuurlijk, het vergrootglas erbij en een pincet voor een monstertje, dat in een soort gereedschapskistje verdween. Bij de hele bijzondere exemplaren kwamen de telelenzen tevoorschijn, werd het statief uitgezet en volgde een lange periode van opnamen knippen. Op enig moment kwam er zelf een mini-schepje tevoorschijn om de paddestoel voorzichtig uit de aarde te wippen, zodat ook de wortel onderzocht en gefotografeerd kon worden. Daarna werd het kleinood weer zorgvuldig terugggeplant. Op de parkeerplaats waren wij tweeën al een beetje giechelig geworden van al die boswachtertjes, maar nu konden we ons bijna niet meer inhouden. Het oh-en-ah geroep over een minuscuul paddestoeletje werkte erg op de lachspieren. Ondertussen verveelden we ons stierlijk en hadden we honger, omdat we die omelet hadden verwacht en daarom geen boterhammetjes bij ons hadden gestoken, en ook geen appel. Dus waren we uiteindelijk blij dat het erop zat. Het enige dat me nog goed is bijgebleven is die ene paddestoel die we zagen die vreselijk veel leek op de zeer giftige groene knolamaniet, ook wel death angel genoemd, die 4 tot 7 dagen na het eten ervan een pijnlijke dood door leverfalen tot gevolg heeft.
Niet lang na de excursie hebben we ons lidmaatschap opgezegd. Toen ontvingen we ook geen clubblaadje meer met die zo zorgvuldig genomen foto's van plaatjes en sporen. Maar goed, daar konden we toch al niets van bakken.

woensdag 17 augustus 2011

De koe bij de horens

Straks ga ik natuurlijk weer lyrische stukjes schrijven over de streekgebonden producten met hun zuid-franse terroir, maar ik mag niet vergeten dat 'wij' er ook wat van kunnen. Bij toeval zag ik een filmpje over Remeker kaas uit Lunteren en dat was zo leuk, dat ik die kaas meteen moest proeven. Bij de Kaaskamer, hier vrijwel om de hoek, hadden ze gelukkig de diverse soorten die op de boerderij worden gemaakt. Hoe meer je over de productie te weten komt, hoe lekkerder die kazen worden. Elke koe heeft rond de boerderij zoveel ruimte (8 vierkante meter) dat hij/zij de hoorns kan behouden. En dat komt het leven van het beest ten goede en uiteindelijk ook de kaas. In melk van gehoornde koeien zit aantoonbaar meer 'levenskracht' zo lees ik op internet, dus ik bedoel maar?!
De koeien van Remeker krijgen al jaren geen antibiotica meer en dat hoeft ook niet; hun voer en levenswijze zijn zo natuurlijk dat (preventieve) medicatie helemaal niet nodig is. De kaas wordt van rauwe melk gemaakt, krijgt minder zout, doordat het aantal pekelbaden is gehalveerd en heeft een natuurlijke korst die op de boerderij is uitgevonden en daar ook wordt gemaakt (van ghee). Ik heb natuurlijk al een stukje geproefd, vind 'm niet heel uitgesproken van smaak, maar wel fluweelzacht. Dat laatste schijnt weer te komen door de grote vetbolletjes in de melk (en dat komt weer door het ras - de Jersey - en hun leefomgeving: weiden met wel 550 wormen per vierkante meter). Hoeveel kun je te weten komen over een stukkie kaas?
En dan heb ik ook nog een gedroogde worst van Brandt & Levie gescoord.

woensdag 10 augustus 2011

Willy wortel

Willy wortel kreeg toch zo'n lampje boven z'n hoofd als hij met een briljant idee kwam? Nou, zo'n 'light bulb moment' had ik gisteren. Er is nog geen logo, maar ik heb lef/tover in het leven geroepen. Bij lef/tover kun je een lijstje opgeven van je restjes en daar maak ik dan een bijpassend recept bij. Ik ga niet alleen van die restjes uit hoor, dat gaat niet lukken. Een eitje erbij, of een plakje deeg, moeten het tot een mooi gerecht maken.
Lijstjes kunnen worden ingediend via facebook, twitter en lef/tover@mmmmm.net (etc.).
Je ziet, ik ben er klaar voor.
Nu alleen dat logo nog...

vrijdag 5 augustus 2011

Raar maar waar

OK, nu is het dan toch tijd toe te geven dat ik wel eens steel. Als ik in de stad langs een Oost-Indische kers kom, die in bloei staat, dan kan ik het niet laten er stiekem een bloemetje van te plukken (mits niet uitgekomen op hondenpis hoogte), om dat meteen in m'n mond te stoppen - weg bewijsmateriaal. Ik ben dol op de heerlijke scherpe en frisse smaak.
Nu was ik vandaag bij de dierenwinkel, waar ze als bijhandeltje ook jammetjes en siropen verkopen. Tussen de potten en flessen stond een klein potje ingemaakte kappertjes van Oost-Indische kers. Die kon ik natuurlijk niet laten staan. Ik heb er al één geproefd en ik moet zeggen: misschien is gestolen waar in de meeste gevallen extra aantrekkelijk, in dit geval gaat dat nu eens niet op.

woensdag 27 juli 2011

Restjes opmaken



Sinds onze vakantie lag er nog een stuk saucisson (gedroogde worst) in de koelkast. Ik had de zelfgemaakte gazpacho niet helemaal op, er stond een aangebroken pot gegrilde paprika's en er was nog 'nieuwe' kaas van de AH (van koe, schaap en geit!). Van een kookcursus waren er nog olijven, hete pepertjes en ansjovisjes op olie. Dus toen we besloten pizza te eten, hoefde ik eigenlijk de deur niet uit.
De paprika en gazpacho lengde ik aan met een blikje gepelde tomaten (uitgelekt). Bij deze saus deed ik een lepeltje maïzena, om het toch nog uitlopende vocht te binden.
In een hete oven heb ik 'm eerst onder- en daarna bovenin mooi knapperig gebakken. Lekker, zeker dat vandaag in de koekenpan opgewarmde overgebleven stukje.

donderdag 21 juli 2011

Stein is een kei

"Roden is geen restaurantkok en Stein is vooral visueel", zo typeerden ze bij de boekwinkel het verschil tussen de nieuwe kookboeken met Spaanse gerechten van Rick Stein en Claudia Roden. Ik bladerde ze beide door en kocht uiteindelijk het boek van Rick Stein. Dat kwam niet alleen door een aflevering van zijn serie hierover die ik gisterenavond zag, maar ook door de foto die ik bij openslaan meteen aantrof, van vers gebakken pimientos de Padròn, die lekkere groene paprikaatjes, met altijd een hete ertussen. Om me te verdedigen (tegenover wie eigenlijk?) dat ik het duidelijk doorwrochte werk van Roden niet heb gekozen, maar voor de plaatjes viel, bedacht ik me nog dat ik uit kookboeken eigenlijk nooit echt de receptuur volg, maar veel meer ga voor het idee en dat is meestal vooral visueel en wordt bepaald door de ingrediënten. Misschien doet dat afbreuk aan het beste boek, de samensteller of weet ik veel wie, maar het zij zo. In ieder geval verklaart het ook wel weer waarom ik zo'n slechte patissier ben; ik ben meer van het een-beetje-van-dit..., dan 0,3 ml glucosesiroop, verwarmen tot 60 graden Réaumur, Kelvin of Pascal (onzin die laatste twee, ik weet 't, maar het klinkt zo leuk).
Nu ben ik er eens voor gaan zitten om dit nieuwe pareltje van Stein zorgvuldig door te nemen en tot nog toe stelt het niet teleur. Als hij het heeft over 'simple but completely satisfying flavours' dan snap ik dat helemaal. Bovendien brengen zijn verhalen eigen herinneringen naar boven, zoals die keer dat ik samen met een stel bemanningsleden van de Eendracht in Cadiz ging eten bij een klein restaurantje, ergens op een hoek van de straat. De eigenaar keek ons de zaak uit, al op het moment dat we binnen liepen. Hij werd helemaal nors toen we ham bestelden, waarvoor hij op een gammel keukentrapje moest klimmen om die van een haak in het plafond te plukken. Maar toen we de vis bestelden en met handen en voeten probeerden te vragen welke soort dat was, wees hij die trots aan op een kromgetrokken poster opgeplakt aan de achterwand van het groezelige zaakje en plots verscheen er een brede grijns op het gezicht. Trots was hij, dat 'ie die vis voor ons kon klaarmaken. Niets was hem meer teveel en een blijvende herinnering was geboren.
Ik ga nog even verder lezen.

dinsdag 21 juni 2011

Nogmaals

Omdat er gasten kwamen, maakte ik een salsa van tomaten. Een vriend merkte ooit op dat zo'n salsa op basis van tomaten en ui eigenlijk in elk werelddeel wel voorkomt. Ik geloof dat hij gelijk heeft.
Omdat ik van de tomaat alleen het vruchtvlees (in kleine blokjes) gebruikte, kon ik weer wat tomatennat opvangen en opnieuw mijn cocktail uitproberen. Dit maal gebruikte ik een glaasje met een smalle opening, zodat de laag olijfolie niet zo dik hoefde te zijn. Door het nat een dag te laten staan, was het bezonken en kon ik echt helder sap aftappen. Volgende keer doe ik het in een helder glaasje, dan is de verrassing helemaal compleet.

donderdag 16 juni 2011

Niet dubbeldoppen!

"Niet dubbeldoppen hoor!" werd mij op het hart gedrukt, terwijl ik een grote tas knapperige en mooie kleine tuinbonen en ook nog een zak doppers kreeg toegestopt. Hartstikke vers, zo uit de Betuwe, waar de kersen nu ook van de bomen vallen. Mijn broer heeft ooit nog eens kersen gekeerd. Daarvoor moest 'ie in een uitkijkpost klimmen en op gezette tijden aan een koord rukken, wat een hele trits door draden met elkaar verbonden blikjes gevuld met steentjes, of misschien wel kersenpitten, deed rammelen. Daar gingen die spreeuwen wel voor op de vlucht. Tegenwoordig worden er geloof ik een soort robotkanonnen ingeschakeld, dat scheelt weer werkgelegenheid.
Maar goed, de tuinbonen dopte ik, zoals mijn oma dat vroeger deed, door ze er via de zijkant, stuk voor stuk uit te drukken, alsof je een houtje doormidden knakt met duimen en wijsvingers, dus niet door de hele peul open te 'rissen'. Er zijn vast mensen die die methode veel handiger vinden, maar ik houd deze in ere.
De bonen durfde ik natuurlijk niet dubbel te doppen, maar dat was ook helemaal niet nodig, ze waren zacht als boter en (nog) niet bitter. Ik mengde ze met een kort gefruit sjalotje met een gehakt teentje knoflook en wat Molukse bumbu. Niet slecht, met een gebakken garnaaltje erbij. Wie wat bewaart...
De doppers waren vanavond aan de beurt. Een deel ervan heb ik geblancheerd met een takje dille en een teentje knoflook (alleen meegetrokken). Daarbij een saus van in wat melk gesmolten zachte geitenkaas met een klein beetje geraspte nootmuskaat.
Een mooi bijgerecht, maar ik liet het iets afkoelen en deed het toen op een geroosterd broodje. Het bleek perfect in z'n eenvoud.

woensdag 8 juni 2011

Canicookies

In Collioure legde ik de basis, in de nieuwe oven daar (ben erg benieuwd of die zich een beetje gedraagt, want we moeten er straks wel weer mee verder). Nu is het tijd om weer eens verder te experimenteren. De aanleiding verklap ik nog even niet, want 't is nog een cadeautje.
De vorige lading hondenkoekjes maakte ik met sardientjes en wortel, deze zijn alleen van volkorenmeel, varkenslever en ei.
Siena vond ze wel binnen te houden. Nu de rest van de hondenwereld nog.
Bart maakte dit logo. Mooi hè!

zondag 5 juni 2011

Geïnspireerd

Zo'n keuken als van Ferran Adrià is niet echt aan mij besteed, ik ben meer van de eerlijke gerechten, zonder al te veel geveugel en manupulatie; een olijf is een olijf en een eendenborst een -borst en zo horen ze ook te smaken. Maar na het zien van de documentaire, zou ik een uitnodiging voor een avondje El Bulli niet afslaan, sterker nog, ik zou de ervaring heel graag eens ondergaan. Te laat natuurlijk, want het bijzondere restaurant is en blijft voorlopig nog wel even dicht. Nou ja, dan zelf toch maar aan de slag.
Al was dat water met een laagje olijfolie niet het meest inspirerende van alles, ik kreeg er toch meteen een idee bij.
Dus ging deze kok aan het werk in haar lab, zij sneed en perste, extraheerde en proefde, zij schreef haar ervaringen op, kneep nog eens wat in de passeerdoek en proefde nog eens, en zo is het dan geboren: Catriens Bloody Bulli. Een cocktail van tomatennat, een vleugje wodka en een laagje olijfolie. De volgende keer neem ik een glas dat minder wijd uitloopt aan de bovenkant, dat maakt die olielaag wat subtieler. Ik zal minder in de passeerdoek knijpen, dat maakt het vocht helder en niet zo vlokkig als bij deze eerste proeve. En ik ga zo snel mogelijk onze favoriete olijfolie gebruiken: Serraferran van de Mas de Ferran (familie?) uit Alt Empordà.
En dan nu het goede nieuws: dit 'restaurant' sluit niet, dus proevers zijn altijd welkom.

vrijdag 3 juni 2011

Komkommertijd

Mijn oma maakte altijd komkommersla van dun geschaafde komkommer (ik doe dat met de kaasschaaf) met een dressing van maggi, azijn en een beetje olie (en eventueel nog peper en zout). Ook lekker als je die lang laat staan, maar de komkommer wordt dan wel wat zacht en het water loopt eruit (in die dressing). Mijn oudtante gebruikte een dressing van citroen en suiker, ook met wat olie. Verrassend fris en ook bij gewone sla te gebruiken.
Een koude soep is nu ook niet weg. Kook de komkommer daarvoor even in stukjes in wat bouillon gaar. Pureer ze vervolgens in die bouillon en voeg wat crème fraîche of frisse yoghurt toe (niet als 'ie nog heel heet is, want dan gaat de yoghurt schiften). Laat dit goed koud worden en serveer met verse peper of wat geraspte nootmuskaat. Als je 'm op smaak brengt terwijl 'ie nog warm is, mag je best wat overdrijven; een koud gerecht kan altijd wat hoger op smaak zijn.
Geroerbakte komkommer met een uitje, als laatste overgoten met wat sojasaus en bestrooid met sesamzaadjes, is lekker bij gemarineerde kippenvleugeltjes!
Of frisse tzatziki, die het beste wordt, vind ik, als je de komkommers niet schilt, maar wel de zaadlijsten eruit haalt. Raspen en dan even met wat zout bestrooid laten uitlekken in een vergiet of zeef. De komkommer uitknijpen en mengen met yoghurt (ik gebruik altijd die dikke Turkse van Yayla, in de blauwe emmer met 10% vet). Geraspte knoflook erbij en wat peper. Heerlijk op geroosterd brood.
En het fijne is, dat die komkommers nu helemaal niks kosten. Ze worden immers doorgedraaid, in verband met de doorgedraaide reacties op die ehec-bacterie. Misschien tart ik het lot, maar ik koop ze nu lekker met 2 tegelijk.

Wat een foto!

Nog even over de maestro dan. Rob Becker kwam hem ooit tegen in een zaakje in Barcelona, waar hij (Rob) was om foto's voor zijn voorgenomen boek te maken. Ferran Adria reageerde positief op het verzoek om een portret en nam er echt even de tijd voor. Met een mooi resultaat. De andere foto's zijn ook schitterend, dus dat wordt nog wat.

dinsdag 31 mei 2011

Wat een vak!

De documentaire begint met een zwart beeld, waarin langzaam een lolly oplicht. Als je ogen aan het donker wennen, wordt het gezicht van Ferran Adria (eigenaar van het meest prestigieuze 3-sterrenrestaurant El Bulli in Roses) zichtbaar, terwijl hij aan die lolly likt. Het ding is lichtgevend en blijkt gemaakt van een fluoriserende Japanse vis. Een leuk begin van El Bulli Cooking in Progress, een documentaire over een jaar El Bulli ('08-'09), beginnend in het laboratorium in Barcelona tot de openstelling van het restaurant en de verfijning van de nieuw ontwikkelde gerechtjes; 35 per avond, 3 tot 4 uur in beslag nemend (voor 50 couverts).
In het lab beginnen 3 discipelen van Ferran met de basis: seizoensproducten en veel Japanse invloeden. De documentairemakers volgen de ontwikkeling van een paar gerechtjes, dus het lijkt wat eenzijdig, maar er is waarschijnlijk een groter geheel. We zien in dit stadium vooral paddenstoelen en oliën voorbij komen, in allerlei gedaanten: gemarineerd, gevacumeerd, gestoomd, aangefruit etc. En dan zijn er ook nog bloemen, kalfskraakbeen en ravioli van maltodextrine (die oplost als je 'm even in water doopt). Oriol, de sous-chef en zijn maat doen inkopen op de overweldigende markt in Barcelona (la boqueria). Ze bestellen bij een met mooie spullen overladen groentenstal, maar liefst 5 druiven! Mateo vraagt Oriol of ze niet ook nog 2 asperges zullen nemen, maar die hebben ze nog. Hollandse toestanden.
Terug in het lab worden allerlei dingen uitgevogeld. Dan komt il capo om al telefonerend, met zijn jas nog aan, e.e.a. te proeven. De experimenten van Mateo (toch al 11 jaar 'op de zaak') worden vrijwel allemaal afgewezen ("waarom laat je me iets proeven dat niet lekker is?"), maar af en toe is er dan toch een gelukte creatie die de ogen doet glimmen en de wenkbrauwen heel subtiel omhoog laat wippen: hmmmm een treffer!
Tijdens deze aftastfase komt ook de sommelier buurten. Hij weet leuke details te melden: yuzu is verwant aan venkel en combineert goed met bergamot, wat weer een link heeft met nootmuskaat). Er worden cirkels op papier getekend, met pijlen, vraagtekens en uiteindelijk sterren; de uitvindingen die met drie sterren worden gewaardeerd, zullen als eerste worden uitgewerkt.
Nog zonder dat er echt volledige gerechten (of moet je het hapjes noemen?) zijn uitgedacht trekt men weer naar het restaurant. De hele batterij aan apparaten: römer, paco-jet, vacumeer- en sealapparaat, weegschalen, etc. verhuist mee.
Er wordt nu een hele brigade stagiaires verwelkomd, elk jaar worden er 35 uit duizenden geselecteerd op ervaring en herkomst (om zoveel mogelijk van elkaar te kunnen leren). Als al deze lui ook nog eens betaald moesten worden, hoe duur zou een avondje El Bulli dan zijn, vraag je je af.
Er moet nog even flink in- en doorgewerkt worden. De nieuwe uitvindingen worden verfijnd, het personeel wordt geïnstrueerd en Ferran eet zich door alle nieuwe creaties om de volgorde van serveren te kunnen bepalen. Dit alles vindt plaats terwijl het restaurant al weer open is. Dat betekent ook dat de eerste gasten een cocktail krijgen voorgeschoteld van bronwater met een flinke laag olijfolie. Een leuk idee, waarbij het water zuivert en de olie een fluwelig laagje op de bovenlip achterlaat. Maar voordat de maaltijd goed en wel begint heb je, nippend aan dit glaasje, volgens mij al gegeten en gedronken.
Deze documentaire draait vanaf 1 september in de Nederlandse bioscopen. El Bulli is dan alweer een tijdje dicht en zal dat tot 2014 blijven.

woensdag 13 april 2011

Why oh why

Misschien moet ik de titel van mijn blog wel veranderen in 'Catrien stoort zich', want dit wordt weer een 'even zeuren' stukje. Ditmaal naar aanleiding van een column in Delicious.. (twee punten want om één of andere reden is het Bouillon! en Delicous. leestekens incluus). In het aprilnummer staat een stukje van een jonge diëtiste (Claire van den Heuvel). Haar naam doet niet vermoeden dat ze niet van Nederlandse origine is, maar haar blog en column doen dat wel. Zij noemt zich namelijk geen diëtiste, maar foodcoach en heeft het in haar stukje van slechts 2 kolommen over foodconcepten, feel good-gevoel en personal foodfile. Op haar blog vliegen de f..woorden je ook om de oren. Alleen de menubalk al maakt melding van food friends, food tips, food recipes en ga zo maar door. Nee, het is geen Engelstalige site, ik denk dat die Engelse termen als eufemismen worden gebruikt (of noblesse oblige voor een foodcoach). Zo gaan we in mei ons eigen 'poison' te lijf ('good luck'). Sommige producten zijn dan natuurlijk 'off limits', maar Claire gaat gelukkig niet voor 'zero tolerance'('enjoy'). Nu is het met het Nederlands van Claire ook niet zo best gesteld (zo meldt ze: "De komende weken staat een aantal tips in het teken hoe je dat doet") Nee, Claire kiest eggs for her money en gaat voor een sexy culifood brabbeltaaltje dat onze ladies so happy zal maken dat ze niet meer hoeven te battlen en zich in hun eigen body alleen nog maar zullen feelgooden.
Need I say more?

donderdag 7 april 2011

Tjaka!

Het kan zomaar ineens toeslaan: een soort heimwee, die geen heimwee is, omdat het geen wee naar heim is, maar, in dit geval, naar Port Saint John. Misschien is het iets atmosferisch, een geur, een geluid. Ik heb geen idee, maar plots slaat een enorme zin in chakalaka toe. Ik kon lange tijd niet op het woord komen, maar vond het nota bene in mijn eigen blog terug. Ik serveerde chakalaka tijdens de filmcatering wel bij de lunch. Het kwam uit een blikje en ik wist aanvankelijk helemaal niet wat het was, eigenlijk weet ik dat nog niet goed, want nu ik naar een recept aan het zoeken ben, blijken er natuurlijk eindeloos veel varianten te zijn. Maar in ieder geval is het een zeer pittig, iets zurig groentengerecht, dat ik als een soort chutney bij vleesgerechten serveerde. Er kan van alles in, maar ui, pepers en tomaten vormen de basis. Ik vond een goed recept (met uitleg), dus ga maar eens aan de slag, misschien stilt dat 'de honger'.

vrijdag 1 april 2011

Ikke, ikke, ikke

Het zeezeilen is weer achter de rug. Nu dus even niet achter de kachel om voor 49 man een potje te koken, maar lekker in een stoel met een stapel literatuur en lectuur. Dat is even wennen: geen geslinger en continue in de weer, maar op de bank met de benen omhoog.
Ik heb ze de afgelopen dagen weer vele malen voor het luik gehad: de meevarende ingenieurs, economen en weet-ik-veel-waarin afgestudeerden die de kombuis moesten ondersteunen. Ze moesten 'zeunen', dat wil zeggen de tafels dekken en degenen die vooreten, omdat ze op wacht gaan, bedienen. Daarna volgt de afwas van het hele gezelschap. Maar voor deze bollebozen blijkt het vaak nog een hele sinecure om een pan op de juiste tafel te krijgen of om een melkpak op te vouwen (wat we altijd doen om niet teveel afval te produceren). Hun daarbij getoonde ongemak of verbazing: 'tjee, nooit gewezen dat zo'n klus toch zo zwaar/veeleisend kon zijn', doet me een beetje denken aan de teneur van het boekje 'Het roer om' van Tom Kellerhuis. Een autobiografisch werk van en over de oud-kunst- en cultuurredacteur van HP/de Tijd die kok wil worden. Een vreselijk boekje, omdat het eigenlijk uitsluitend over de man zelf gaat, die alleen maar in prestigieuze (sterren)restaurants wil werken, waar hij naast het schorem de meeste rotklussen uitvoert, maar natuurlijk toch als uitzondering 's avonds een sigaartje opsteekt met de chef, want verschil moet er blijven. De arrogantie druipt van dit super-egomannetje af, het is alleen maar ikke ikke ikke en als 't hem te gortig wordt, gaat 'ie toch maar weer schrijven.
Kok Kellerhuis vindt het wel stoer om van een goedbetaalde baan, met een mooi netwerk, eens aan de putjesschepperkant te gaan staan, maar hij wil afhaken zodra het hem teveel gaat stinken. Het excuus is, dat hij er niet genoeg mee kan verdienen en ook in de toekomst alleen zwaar werk tegemoet zou moeten zien. Dat had hij zich van tevoren ook kunnen bedenken, als hij zijn blik niet had laten vertroebelen door het succes van de huidige generatie sterrenkoks, die te pas en te onpas op tv is (heeft Sergio een botoxbehandeling rond de ogen gehad?) en een kookboek, of een hele serie uitbrengt. Dat wil IK ook, dacht Tom meteen en hij vond ook dat HIJ het kon, maar dat je ook als hoofdputjesschepper met je kop in de stront hangt, dat had HIJ niet voorzien en dat viel dus flink tegen. Blaren op de handen, snijwonden in de vingers, eelt op de ziel, lange uren in de benen, weinig slaap en geen prestige. Au, dat doet zeer. Ook een kok die werkt in een sterrenzaak blijft dag in dag uit hetzelfde schuim kloppen, dezelfde bank poetsen en dezelfde wondjes openhalen. Dat is geen lolletje, dat is een roeping, of noodzaak, omdat je nergens anders geschikt voor bent; en maar een handjevol bereikt de top. Tom K. maakt verder geen woord vuil aan zijn collega's; eigenlijk doet 'ie helemaal niet z'n best erbij te horen, want zijn doel is zo snel mogelijk het 'oui chef' te mogen horen, in plaats van het zelf te moeten toeschreeuwen. Ondertussen bakt hij er eigenlijk niet veel van. Hij haalt dan wel hoge cijfers voor z'n theorie, in de praktijk kan 'ie niet meekomen, maar dat heeft natuurlijk allemaal oorzaken 'beyond his control'.
Nee, nu gaat 'ie dus weer schijven en dat doet hij eerst in z'n eigen boekje, waarin hij aan het eind voor alle niet-culi sukkels een heuse woordenlijst heeft opgenomen (jammer alleen, meneer betweter, dat Ballota iets heel anders is dan jamon de bellota en dat horeca niet voor hotel, recreatie, café staat). Ook schrijft onze Tom in de nieuwe Bouillon! waar het weer alleen over hemzelf gaat.
Dat de ervaringen van een redacteur die even kok wordt in een sterrenrestaurant ook informatief en goed kunnen worden verwoord, bewijst een artikel in hetzelfde blad van Margo Vanderstraeten die een weekje bij Oud Sluis meedraait en niet alleen over haar eigen ervaringen schrijft, maar ook over die van haar medekoks en van de chef.
Ik weet niet of Tom Kellerhuis een goed schrijver is (dit boekje en het artikel getuigen er niet van), maar ik zou in ieder geval willen zeggen: schoenmaker....

donderdag 17 februari 2011

De paden op

We begonnen bovenaan de Col d'Ouillat, of eigenlijk wat verder. Daar parkeerden we de auto op de kam van de bergrug en keken we zowel richting de Franse Albère als de Spaanse Albera. We staken te voet de grens over, door een gat in het prikkeldraad en vonden een karrenspoor dat we al zigzaggend afliepen. Onderweg was het landschap niet erg afwisselend, veel kale bomen en veel, heel veel net bijgevoerde kleine halfwilde, inheemse koeien. Er lopen er nog circa 350 rond en ik geloof dat we ze allemaal tegen zijn gekomen. Ons doel was het kleine kasteel van Requesens, op de bult die we bij aanvang door de nevel zagen opdoemen. Maar de kaartlezer had zich verkeken en in plaats van een uurtje gestaag doortrappen, waren we pas na ruim twee uur op een kruising, waar de keuze tussen chateau en bar/refuge snel was gemaakt. Na vijf minuten kwamen we op een erf met grote schuur, vervaarlijk loeiende stier (nummer 351?) en een kleine refuge achter een grote, kale, met lampjes behangen boom. We gingen buiten zitten. De erfhonden moesten aan de lijn, want onze Siena is deze dagen 'très aimable' (loops). Op de buitentafel werd een stuk wit papier uitgerold, afgeknipt en vastgeklemd. We kregen een koud biertje bij de menukaart en bestelden een amanida (sla), embotits (vleeswaren) en daarna pollaste (kip). De sla kwam vrijwel meteen, dikke stukken tomaat op knapperige frisé en smakelijke groene olijven. De embotits moesten nog gesneden en zo te zien, maakten we ze op, want madame moest het grote huis naast de refuge in om een hand vol nieuwe saucisse en saucisson te gaan halen. Het bleek allemaal huisgemaakt, tot en met de paté (als ik het goed heb verstaan met hertenvlees erin) aan toe! De kip leek eerder een kalkoenbout, sappig geroosterd, mooi gaar en prima op smaak. De huiswijn uit de buurt (in fles), was heerlijk, maar speelde ons wel parten toen we de terugtocht aanvaarden. Het bleek nog 2,5 uur lopen, steiler bergop dan de afdaling had geleken, al was het dezelfde route. Maar de mooie herinnering overstijgt de zeurende spierpijn ruimschoots.

dinsdag 15 februari 2011

Hondenleven

In de keuken hier stond op ooghoogte in een betegelde nis een oude kleine oven. Hij deed het prima; ik bakte er het ene na het ander brood in, wel één voor één, want klein was hij wel. Toen we kwamen, liep de glazen deur al wat stroef, dus zette ik het geheel klem in de nis met een paar koffiekopjes op het dak. Dat ging prima, tot eergisteren. Toen ging het broodje er nog wel in, maar wilde er niet meer uit: de deur zat muurvast. Manlief probeerde het toch, met als gevolg dat er duizend stukjes gehard glas door de keuken vlogen. Dus togen we gisteren naar de koopgoot waar we ons een nieuw oventje aanschaften. Natuurlijk hadden we oude oven en nis opgemeten, maar waar we even geen rekening mee hadden gehouden was, dat de nis aan de ene kant dieper bleek dan aan de andere. Nou ja, de voorpootjes steken nu een beetje uit, daar moet de klusjesman maar iets op bedenken, we zijn al heel blij zo snel voor vervanging te hebben gezorgd - al is het dan uit eigenbelang, want, dat zul je altijd zien, als je onthand bent en bedenkt wat je wilt eten, zijn het meteen alleen maar gerechten die in de oven worden bereid.
Het nieuwe apparaat is hartstikke goed, wordt lekker snel heet en het deurtje, oh dat deurtje, het piept niet, het hapert niet, het glijdt met genoegen naar voren en gaat ook zonder protest zacht zoevend weer dicht. Ik kan m'n lol niet op, bakte twee borden (na elkaar, want die nis maakt veel groter niet mogelijk) en wilde nog veel meer, dus begon ik aan hondenkoekjes. De eerste lading is, puur natuur, met wortel, sardientjes en ei (met vergruisde schaal - voor de kalk!). Geen suiker, geen zout, geen kleurstoffen of conseveermiddelen. De tweede ga ik met vermalen gekookte varkensoortjes maken (want die moeten op). Wordt dit een nieuwe carrière? Siena hoopt van wel, zij is proefpicard en heeft die eerste proeve al goedgekeurd. Nu nog een mooie naam voor de koekje.

woensdag 9 februari 2011

Ik ben er niet wild van

Laatst keek ik naar een aflevering van 'de wilde keuken' met Wouter Klootwijk. Wouter, bekend van 'de Keuringsdienst van Waarden', stelt zich in deze programmareeks ook weer kritisch op. Het gaat er denk ik meestal om dat de kijkers de volgende dag bij de koffie-automaat volkomen verbaasd tegen elkaar zeggen: "Heb je gehoord dat negerzoenen geen echte negerzoenen zijn?" Dit keer gaat het over het verschil tussen pasta en mie. We krijgen om te beginnen een soort kleuterschoolles over de bloemetjes en de bijtjes: eerst was er gras, toen was er tarwe en toen gingen we in ons schuurtje van die tarwe meel malen en toen konden we van dat meel met een beetje water deeg maken en van dat deeg... Ik had dit voor de doelgroep anders aangepakt en was begonnen bij de spuitfles pannenkoekensmix, maar goed. Wouter gaat naar Oost-Groningen om aanschouwelijk te maken dat meel van tarwe komt en dat tarwe een gras is. Daarna wordt een fabriek in Enschede bezocht om te laten zien dat daar van meel en water en eventueel ei en andere ingrediënten mie wordt gemaakt, dat niet hetzelfde is als pasta(?) Die pasta wordt door Klootwijk vervolgens zelf in zijn 'werkplaats' lekker primitief gemaakt van meel en water. Geen verschil, of is dat nu juist de clou? Ondertussen wordt ook nog een bijzonder dubbelwandig Iers waterketel gedemonstreerd, met aangestoken stro verhit naast het tentje (vast attribuut in het programma, hoort kennelijk bij het format of is een sponsoritem), zonder dat duidelijk wordt waarom dit met gevaar voor een heuse veldbrand op een vers gemaaid tarweveld moet gebeuren en wat de relevantie is; het intermezzo heeft kop noch staart. En Wouter maakte pasta met biet (paarse slierten) en van spinazie (groene slierten). Allemaal leuk en ludiek primitief, maar wat moeten we ermee?
Het lijkt er bij deze aflevering wel op, alsof halverwege de opnamen werd ontdekt dat het veronderstelde verschil tussen pasta en mie helemaal niet bleek te bestaan (met uitzondering van een afwijkende fabricagemethode bij de mienestjes van Honig), maar dat de producenten dachten:"Ach, maar het levert toch leuke beelden op en we kunnen Wouter dit keer nu eenmaal niet op zijn oer-Hollandse fiets naar het oosten sturen voor een interview met Marco Polo, dus laten we nou maar doorzetten en uitzenden, dat merkt toch geen hond. Bovendien is al eens gebleken dat Wouter niet zo best is met talen, dus 'what's in a name' (pasta in het westen = mie in het oosten) kan hij ook niet echt verwoorden."
Mij ontgaat de finesse misschien of ik zie de ironie niet, want die intro met een blote baby die uit een teil wordt gevist en afgedroogd, heb ik ook nooit begrepen, dus: elke verheldering is welkom.