woensdag 27 maart 2019

Dulcis; zoet, zacht en aangenaam

We kregen vroeger eigenlijk nooit zoetigheid voorgeschoteld. Als ik in de klas trakteerde in verband met mijn verjaardag, dan was dat op mandarijnen. Ik las toevallig vandaag in een (Amerikaans) blad dat het uitdelen van verantwoorde traktaties weer heel modern is en de nodige campagnes ertoe hebben bijgedragen dat Amsterdam het obesitaspercentage onder kinderen zowaar heeft weten te verlagen - ja ja, die Amerikanen en nepnieuws.
Omdat er thuis beroepshalve dropjes beschikbaar waren, kregen wij er daarvan 's avonds na het eten één. En omdat 'verantwoord' ook bij de beroepsmatige inkoop parten speelde, waren het meestal bittere laurierschijfjes of knijterharde kokintjes. Maar op vakantie, twee weken in 'familiehotel' Beekman op Vlieland, mochten we zowaar af en toe een softijsje, en toen mijn amandelen waren geknipt was er ook ijs.
Dat ziekenhuisijsje was natuurlijk om de zwelling na de operatie te verminderen, of was er nog een reden? De eetbare amandel heet in het Latijn prunis dulcis. Dulcis, niet Dolcis van de schoenen, maar in de betekenis van 'zoet, zacht, aangenaam'; een traktatie na wat zomaar een kindertrauma had kunnen opleveren; ik droomde tijdens die operatie dat er mensen in groene jassen uitbundig lachend over mij heengebogen stonden - was dat wel een droom? Er is ook een bittere amandelsoort, die  best giftig is. Maar dat is niet degene die hier na de breekbare witte bloesem als aankondiging van het eind van de winter, nu lichtgroen blad draagt en de eerste harige vruchten.
Deze hele jonge amandelen kun je eten, net als hele jonge walnoten die ik wel eens gebruikt zag worden in een paté van de Two Fat Ladies. Ik kocht bij de Turkse super uit nieuwsgierigheid ooit een netje van die jonge amandelen. "Die eten wij als snack, gedoopt in een beetje zout," zei de caissière daarover. Ik heb het geprobeerd, maar kwam niet ver. Ze waren niet zo piepjong, dus al vrij bitter en vooral goed zout.
Dat dopen in zout is maar een methode. Het internet geeft meer mogelijkheden, waaronder confijten in olijfolie. Omdat wij op dit moment een hele koelkastla vol met kazen hebben, heb ik een vers geplukte hoeveelheid in een pot gedaan om als pickle te eten (bij die kaas dus). Ik deed er van onder de boom opspruitende verse venkel bij en overgoot dit met een even doorgewarmd mengsel van water, azijn, suiker, mosterzaad, korianderzaad, een kruidnageltje en wat verse gember, aangevuld met een snuf gedroogde hete peper en wat zout en peper.
En nu maar afwachten en hopen dat die kazen nog even goed blijven.

zaterdag 23 maart 2019

Le printemps est arrivé

"Sort de ta maison", zingt Michel Fugain (met zijn big bazar), en dat deed ik vanmorgen dan ook. Ik ging naar de markt en ook daar was het volop lente. De groenteboer die zijn kraam tegen een stadswal heeft staan, stond te puffen, want hij ving geen zuchtje wind. De dikke vette artisjokken leken nergens last van te hebben. Bij een kraam verderop lag verse 'moutarde', mosterdblad, heerlijk scherp en smaakvol. De viskraam langs de kade had een ruime selectie aan zwemmers: tarbot, zeeduivel, wijting, pietermannen en pageots (kleine zeebrasem). De oesterman zat op zijn praatstoel. Hij legde me uit waarom de oesters van Thau (een binnenzee bij Sète) zo duur zijn. Ze zijn 'exiyodées' stond er op het bordje. Ik geloof niet dat dat een bestaand Frans woord is, maar oesterman legde het me uit: in de binnenzee mengen zoet en zout water voortdurend met elkaar, of beter gezegd: ze schommelen als een wiegende kribbe. Daardoor zijn de oesters anders van smaak dan de 'niet ge-exiyodeerden'. "Proeven?" vroeg hij. Maar natuurlijk. Voorzichtig stak hij zijn oestermes in de zijkant van een oester. Hij wrikte een beetje, wipte de deksel eraf en sneed de spier los. Het beest gleed gemakkelijk mijn mond in en ik proefde de zee. Niet zoals je dat doet als je per ongeluk een hap zeewater binnenkrijgt bij het zwemmen, maar de smaak was als de geur die je inhaleert wanneer je na lange tijd weer eens een standwandeling maakt: mild, vertrouwd en zijdezacht. "En, mevrouw, zijn ze goed?" vroeg een klant achter mij. "Heerlijk," kon ik alleen maar uitbrengen. Pas thuis dacht ik eraan dat ik eigenlijk had moeten zeggen dat zulke prachtschelpen in Amsterdam voor €2,50 over de toonbank gaan (ik betaalde €11,00 per dozijn). De mosselen die ik erbij kocht, zijn ook niet te versmaden, maar moeten wel even goed schoongemaakt worden, want ze hebben lange baarden (het zijn hangmosselen). Ik ga ze klaarmaken zoals ik ze in Kaapstad kreeg: eerst openstomen en dan overgieten met een Thais gekruide bouillon met kokosmelk.
Leven als een God in Frankrijk. Het bestaat echt.