zondag 23 januari 2011

Fira fiesta feest

     Het dorpje Espolla ligt hier niet ver vandaan, aan de Spaanse kant van de bergrug, de Albères. Het is een nietszeggend plaatsje, midden tussen de uitgestrekte, droge (prachtige, dat wel!) velden. We liepen er op zaterdag rond, je kon er een speld horen vallen en als we vier mensen tegen zijn gekomen, was het veel. Het was ijzig koud, want ook hier waaide de droge en zeer frisse tramontana.
Maar op zondag was dat helemaal anders. De wind was gaan liggen en bij benaderen van het dorp glinsterden de vele auto's ons in de volle zon tegemoet. Het was fira d'oli, het jaarlijkse olijfoliefestival. Het hele dorp werd in beslag genomen door kleine stalletjes waarvan de meeste olijfolie, olijfolie en olijfolie verkochten; in halve liter blikjes, liter flessen en vijf liter tonnen. Ertussen stalletjes met brood, van bolletje tot hele grote 'matten' (cocas), veel kaas van schaap, koe en zelfs van buffel en allerlei soorten hammen en worst. Er werden citroenen verkocht, met een enorme wintervacht en mandarijnen ook met een glanzend vet en verleidelijk vel. Er waren stallen met snoeimachines, scharen en speciale harken en, om het nog meer allure te geven een verdwaalde standwerker en wat misplaatste sierradenmakers.
Alles uit al die auto's drong zich door de nauwe straten, die steeds gevlekter werden van de olijfolie die van de proefstukjes brood droop. We kochten een klein blikje met olie van de argudell olijf (de arbequina variant hebben we al in huis). Zo'n blikje is beter dan een flesje, want hoe donkerder bewaard, hoe langer houdbaar, al zal deze wel snel op gaan. Het verse brood staat in de oven, dus wij gaan zo meteen ook dopen.

maandag 17 januari 2011

Katten of oude koeien

Vandaag staat op het blog van Meneer Wat Eet Ons een link naar een filmpje (van Foodtube) en een artikel van HP de Tijd. Het gaat over het bedrijfje van Diny Schouten en Floris Brester die samen, nu nog in de oude slagerij van Koekenbier in Amsterdam, de meest lekkere patés, rillettes, preskop en nog veel meer maken. Ik ben er wel eens langs geweest en heb een tijdje met Diny over het vak zitten kletsen. De ruimte waarin de toverij plaatsvindt is verre van ideaal, (krap en doorleefd) maar volstaat, tot er verhuisd wordt naar een nieuwe locatie (als dat inmiddels al niet is gebeurd). Ik hou van de producten van Diny (en Floris), al eet ik ze niet vaak, zeker hier in Frankrijk niet (waar ze met worst, wangen, maagjes etc. ook wel raad weten). Ik hou er niet alleen van omdat het zo vreselijk lekker is, maar ook omdat het met zoveel liefde en overtuiging wordt gemaakt. Misschien is het ene wel inherent aan het andere: zonder die liefde voor het vak, zou de smaak niet zo vol zijn. Nu las ik onderaan het stukje in de HP twee commentaren die me irriteren. Ene René vindt dat Diny tijdens haar werk handschoentjes aan moet en ene Gerard beklaagt zich over de hoge prijzen van haar waren en het feit dat ze in een ander filmpje eten bereidt met een sigaret in haar mond. Wat een gezever! Als het aan de mensen zoals René en Gerard ligt, dan groeit elke dier dat ons vlees levert op in een laboratorium. Gerard eet misschien geen vlees, maar als 'ie het wel doet is het vast een lapje op een stukje maandverband (van de kiloknaller?), da's gelukkig niet zo duur nee, en het heeft ook helemaal geen smaak, het is verwerkt door allemaal mensen zonder sieraden, met mutsjes op, in een ruimte op 7 graden, allemaal met elke dag een schone wegwerpschort, en natuurlijk die handschoentjes. Ze krabben zich tijdens het werk nooit in hun oor, of aan hun kont, zijn kortom volledig steriel. Om er helemaal zeker van te zijn dat René en Gerard niet toch ziek worden -en de super een proces aandoen, want daar zie ik ze wel voor aan- , gaat er ook nog een partij conserveermiddel bij het vlees, als dat er tijdens het leven van het beest al niet ingekieperd is. Mijn vrees is dat, doordat tegenwoordig elke sukkel openbaar zijn zegje kan doen, de mensen die zulke mooie dingen maken als Diny wel eens in hun bestaan/werk zouden kunnen worden bedreigd en dat vind ik een gotspe. Men ziet liever een overdosis aan rattengif onder de werkbanken in de fabriek dan een efficiënte kat (zielig en bah!). En weet je wat ook zo jammer is: alle Renés en Gerards onder ons blijven ook als ze al lang onder de grond liggen nog heel lang bestaan, omdat ze zo vol zitten met conserveermiddelen.
Laat ik nou nadat ik hierboven mijn hart had gelucht dit bericht vinden!

p.s. wij hebben het nog lang over monsieur homard gehad en waren eigenlijk al een beetje aan het sparen geslagen, maar nu hebben we inmiddels geleerd dat kreeften solitaire beesten zijn, die in een eigen territorium hun jaren slijten (als ze niet opgevist worden natuurlijk). Waar moeten wij monsieur nu uitzetten zonder een onderwatergevecht te ontketenen?

dinsdag 11 januari 2011

Leuk Leucate

Het schijnt een goed jaar te zijn geweest voor de oesters uit Leucate. Er zijn wat tegenslagen geweest en de prijs zou gaan stijgen, maar tot nog toe hebben we daar niets van gemerkt en we houden het in de gaten...elke zondag kopen we een dozijn op de markt en als het weer goed is en we er zin in hebben, rijden we ook nog even over de grens (van Frans Catalonië) naar het centre d'ostréiculture van Leucate, waar 24 producenten vrijwel allemaal hun waar aan de straat verkopen. Ze zijn daarbij aan strikte regels gebonden, zo mogen ze alleen wijn schenken als er ook een oestertje wordt geserveerd en verkopen ze om onverklaarbare reden allemaal zoetig en klef Lidl (?) brood. Wij komen inmiddels gewapend met onze eigen peper en hete saus, want een citroentje kan er nog wel af, maar verder wordt er niet aan luxe gedaan. Niks om over te klagen hoor, want het maakt het juist zo aantrekkelijk. Er komen wel eens toeristen langs, die nog net over voldoende Franse taalkennis beschikken om te kunnen lezen dat er alleen rauwe waar wordt verkocht. Dat is namelijk ook een restrictie: er mag niets gekookt of gebakken worden. Dus het assortiment is beperkt tot oesters, palourdes en mosselen. Die laatste komen eigenlijk altijd uit Spanje, maar de oesters worden rondom zelf gekweekt en dat merk je meteen, want je wordt bij alle 24 zaken geholpen door mensen op (lies)laarzen, met truien die grijs zijn van het oestergruis en het cement (waarin de jonge oesters gestoken worden om in de bedden in het etang tot volle wasdom te komen). Maar, zo na de feestdagen bleek het assortiment toch iets uitgebreid. Wij zaten gisteren bij het zaakje meteen op de hoek, dat onze voorkeur heeft, omdat het net iets beter brood biedt dan de rest. Dit keer stond er een homarium voor het raam met daarin een krab, een stelletje kreeften en een kreeftenreus, zo groot dat ik dacht dat het glas heel sterk vergrootte, maar niks hoor. Het beest zat als een majesteit middenin het aquarium - de anderen zaten op elkaar gedrukt aan de rand, bang voor deze koning onder de kreeften. Monsieur homard had donkere kraaloogjes en een hele rij 'harige' flapjes langs zijn onderlijf. Hij verroerde zich niet, maar gaf tekenen van leven door met zijn ranke sprieten te wuiven en met die flapjes langs zijn lijf te wiebelen. Ik vroeg bij vertrek of hij even uit bad mocht voor een foto. Er was verder geen gevaar, want hij had dikke elastieken rond zijn scharen, waarvan de randen eruit zagen als archeologische kiezen, zo ingesleten en 'oerstevig'. Hij woog over de 3 kilo, dus was meer dan 100 euro waard, net iets teveel om op te hoesten en het plezier te smaken deze waterkoning weer zijn vrijheid te gunnen. Misschien was het wel een dame. Hoe dan ook, ik hoop dat hij of zij snel 'gered' wordt en goed zal smaken.

zondag 9 januari 2011

Keuzenstress

Misschien laat ik me onbewust wel leiden door de culigoeroe's die een verschuiving in de keuken van 2011 voorspellen, weg van het grote vlees en de moten vis. Geen idee hoe het zo gekomen is, maar ik lijd sinds kort aan een ware groentenverslaving. Op de markten hier kan ik gelukkig mijn hart ophalen. Gisteren in Céret lagen er hele stapels (bloem)kolen: romanesco (die lichtgroene met fotogenieke puntjes) en rood-paarse bloemkool, ook een plaatje. Er was een stal vol met uitpuilende kratten verse sla, knapperige kroppen eikenblad, lollorosso en -biondo, voor 50 cent per stuk en 'scarole' van die andijvie-achtige sla voor 1 euro, zo groot, dat er een extra grote zak omheen moest. Naast die sla kocht ik verderop een paar kleine ronde courgetten en weer ergens anders een paar avocado's heel rijp, maar nog niet bruin, en een bosje lange radijsjes (de ronde komen meestal uit Holland, die lange zijn van hier). Vandaag nam ik van de markt om de hoek ook nog aardappels mee en een raapjes selectie. Eigenlijk was ik ook nog wel benieuwd naar de groentes van een producent uit een dorp hier iets verderop. Hij had nu rode kooltjes zo groot als spruiten en wortels (geel en oranje) niet langer dan mijn duim. Het moet toch de smaak zijn die het de moeite van het oogsten waard maakt. Van alle raapjes heb ik een stukje afgesneden om de verschillen te proeven. De zwarte (niet te verwarren met de veel scherper smakende rammenas) zijn het stevigst en het droogst. De gele zijn het zoetst en hebben voor mij een hele bekende smaak, ik denk dat die vroeger bij ons in de buurt op de velden stonden om het vee mee te voeren; ik stopte wel eens met de fiets om er een uit te graven en onderweg naar huis rauw op te eten. De meiknolletjes zijn opvallend fris en sappig en de witte ook weer vrij zoet. Van de avocado's maakte ik guacamole, om te eten met kleine tortilla's (gemaakt van zelfrijzend bakmeel en polenta). Een deel van de sla heb ik gisteren met wat radijsloof en een fijngesneden teentje knoflook geroerbakt (al noem ik het zelf liever 'roergebakken'). Een deel van de radijsjes aten we als sla met een dressing van sojasaus en olijfolie. Omdat al die knollen en rapen vaak niet zo gemakkelijk verteren door hun hoge vezelgehalte, denk ik dat ik die maar meng met de aardappel. Wat gebakken spek erbij en dan in die courgette. Of toch maar roosteren, of chipjes van maken, of karameliseren of smoren in wat boter of.. of..en dan een salade van radijs en scarole, of die bewaren voor een stamppotje of er een soep van maken of de grote bladeren even blancheren en vullen, bijvoorbeeld met worstenvlees dat hier kant-en-klaar verkrijgbaar is, of met gehakt of gemalen witvis of..of...Laat manlief nou net lezen over 'het grote frietboek'. Dat wordt frituren en weer andere keuzes maken.

vrijdag 7 januari 2011

Het heilige moeten

Het is weer zover, de buiken zijn gevuld, overdadig gevuld. Dus wat nemen we ons met z'n allen voor: minder eten. Nu staat er op foodlog een stukje van Dr. Frank (van Berkum) die op tv een afvallersprogramma gaat begeleiden. In dat artikel komt hij met een hele waslijst aan problematiek, door het groeiend aantal zwaarlijvige mensen in Europa, en in het bijzonder in Nederland. En al lezend krijg ik het opeens te kwaad. We moeten minder eten, we moeten meer bewegen, we moeten meer groente en meer fruit consumeren, we moeten minder (eten) weggooien, we moeten minder uit pakjes en blikjes koken, we moeten opletten wat er op de etiketten staat, we moeten zorgen dat we een zo klein mogelijke 'global and carbon footprint' hebben, we moeten het dierenwelzijn in de gaten houden, we moeten vers eten, we moeten oppassen voor chemische bestrijdingsmiddelen op onze groenten, we moeten oppassen voor dioxine in onze eieren, we moeten de olijfolie niet te lang verhitten, we moeten geen zwartgeblakerde randjes van het geroosterde brood eten, we moeten dit en we moeten dat.
Zal ik dan maar op een houtje gaan bijten? Kan ik aan de antidepressiva, da's weer een heel ander zeurgebied.

maandag 3 januari 2011

Kop in het zand

Vorige maand schreef ik nog over de kniesoren die orgaanvlees, of beesten 'met oogjes' zo eng vinden, dat ze het weigeren te eten, volgens het 'wat de boer niet kent...' principe. Nu las ik in de nieuwe Delicious. over een abonnee die had opgezegd na de publicatie in datzelfde blad van een poelier en een dode eend. De ex schrijft:'De aanblik van enerzijds de zielloze eend, poten gebonden alsof hij in deze toestand nog zou kunnen wegvliegen, in combinatie met het portret van de geroemde poelier Pieter van Meel, die met een harde en triomfantelijke blik in de camera kijkt, gaf mij een zeer onprettig gevoel.' De schrijver acht het niet nodig het métier zo te visualiseren en zegt dus op. En praat volgens hem of haar namens een groot aantal medeabonnees. Ik zie op de desbetreffende pagina een inderdaad levenloze, maar nog volledig gave eend. Een veel aangenamer beeld van een dode eend dan langs menig snelweg is te aanschouwen, maar goed, dat komt ook niet in een kookblad. Kennelijk kan de ex-lezer wel leven met de dode vis een paar pagina's terug. En begrijpt hij of zij niet dat dat touwtje nooit bedoeld is om de eend van wegvliegen te weerhouden, maar waarschijnlijk voor de jager om aan zijn jagerstas te hangen. Misschien is dat wel waarom die poelier zo'n harde blik in zijn ogen heeft (wat ik er overigens niet in zie); hij heeft waarschijnlijk een broertje dood aan al die klanten die alleen maar een dikke (want met water volgespoten) kippenborst willen, of een beetje poelet, alles voorgesneden en natuurlijk helemaal schoon. Het mag op geen enkele wijze herinneren aan de oorsprong. Donald heeft nog lekker rondgevlogen en gezwommen. Het meeste vlees dat de ex-abo zo mooi op de foto's ziet verwerkt komt echter van Clara die haar hele leven alleen de wanden van een stalen schuur heeft gezien of van Porgy die zijn levensmaanden sleet op een ijzeren rooster met duizenden kunstmatig gefokte broertjes en zusjes, maar daar wil de lezer natuurlijk al helemaal niets van weten. Geef hem of haar maar een mooi aangebraden en stijlvol gefotografeerde struisvogelbiefstuk.

zaterdag 1 januari 2011

Multitasken op z'n Frans

Paso Dobles, filmmuziek van Nino Rota en klassieke Franse chansons kwamen ook deze jaarwisseling weer uit het koper van vier fanfarenbandjes die eergisteren hun optreden begonnen met een lange optocht over de boulevard van Collioure. Op verschillende plaatsen, binnen en buiten, speelden ze vervolgens de hele nacht de sterren van de hemel. 's Morgens lag er een vergeten sousafoon op de stoep bij het hotel, maar niet voor lang. Na een indrinkertje (biertje of pastis) begon zich weer een gezelschap samen te stellen en werd door de die-hards een koperband samengesteld, met op een gegeven moment wel zes van die grote muziekkanonnen. Daarnaast natuurlijk ook de nodige tuba's (4), een matte en zeer gedeukte sax, een trompet, twee trombones en twee klarinetten (één helemaal groen geschilderd). Het enige niet-koper bestond uit een trommel en een tamboerijn. Het meest treffend van dit alles vond ik toch wel de ontdekking dat de mannen onder al die blazers het multitasken tot een ware kunst hadden verheven. Een tubaspeler bediende met één hand de kleppen en rolde met de ander een shaggie, de andere nam af en toe een snelle trek van zijn pijp, waarna de rook uit de hoorn kwam zetten, weer een ander greep af en toe in zijn colbertzak om een snelle slok bier te nemen en een van die zes sousafoonspeler spiekte tijdens het spelen af en toe van een blaadje dat hij daarna weer bovenin zijn instrument verstopte. Of het door die knappe staaltjes, het vroege uur of die indrinkertjes kwam, weet ik niet, maar menig noot werd niet erg zuiver gespeeld, al mocht dat de pret absoluut niet drukken. Bij mij ook niet; ik wil elk jaar wel zo vrolijk beginnen!