zondag 20 oktober 2013

Joekels!

Volgens mij is het iets dat vooral bij vissen opgaat: de overdrijving van de vangst. "Hij was wel zó groot!"Maar in dit geval was het echt een joekel: de vis waarmee de buurman vanmorgen aan kwam lopen. Hij droeg hem als een pasgeboren baby in zijn handen. "Une dorade royale!" vertelde hij en als ik interesse had, moest ik opschieten, want er waren er maar een paar. Julien, de eigenaar van de duikschool, is weer begonnen met vissen, dus stonden er twee parasols op de kade met daarbij twee jonge jochies die de vis direct vanuit de netten in het vissersbootje in grote plastic bakken met wat ijs te koop aanboden. Er waren zeebaarzen, dorades in verschillende maten, een paar rotsvisjes, prachtig diep rood van kleur, en zee-egels. Ik stond een beetje onhandig met mijn zwemvliezen in één hand een paar vissen uit te zoeken - ik was op weg naar zee voor een ochtendduik - maar kon er een paar apart laten leggen, dus dat kwam goed uit.
Op de markt zocht ik hete pepers en limoentjes, maar ik vond kleine citrons de Roussillon, waarvan je ook de schil kan eten, en grote pepers, die wel de pepersmaak hebben, maar geen hitte bevatten. Op weg naar huis pikte ik ook nog een onrijpe citroen uit een boom om de hoek. Ik denk dat ik één vis in kleine stukjes rauw serveer, met wat heel dun gesneden gember, de rode peper en een citroentje en misschien nog een beetje vissaus erover. De andere zullen we morgen wel eten en dan als escabèche, licht aangebakken (alleen op de huid) in olijfolie met wat zout en peper en een klein snufje komijn, wat gember en ui en dan met de nog iets rauwe kant naar beneden gemarineerd in het bakvocht met wat azijn. Als ik dat vandaag doe, is 'ie morgen perfect. 
Was het maar vast zover!

maandag 14 oktober 2013

Een gebakken oorwurm

Het heet een oorwurm: een liedje dat maar in je hoofd blijft hangen. Ik heb er vaak last van, vooral 's nachts en bij het bergwandelen, maar vandaag is er de hele dag één in m'n oor gekropen. Helaas, om het uit te leggen, moet ik 'm hier vermelden, wetende dat ik hem daarmee wel eens aan iemand anders zou kunnen geven. Geloof me, dat is niet mijn intentie, maar zo gebeuren die dingen. Het is vandaag het nummer van Ramses Shaffy 'Zing vecht huil bid lach werk en bewonder'. Ik kwam er vanmorgen op, omdat ik op mijn laptop stukjes van de NRC zat te lezen en dat zijn natuurlijk in de eerste plaats de eetblogs. Niet alleen de vormgeving van de papieren NRC is veranderd, hier op internet is dat ook zo. Het viel mij ineens op dat de eerste woorden van de zinnen die de bereidingswijzen omschrijven cursief zijn gezet. Als je even naar het voorbeeld van de lamstongetjes van Marjoleine de Vos kijkt (van 12 oktober), dan levert dit de volgende 'titel' op: 'Spoel gooi snijd laat haal vis en eet'.
Als het nou de bereiding zou verhelderen dan begreep ik het nog, maar ik zie dat hier niet zo. En nu we het toch over die recepten in de krant hebben; het zal de 'briefing' voor Janneke wel zijn dat ze het vooral simpel moet houden. Ze zit op de maandag, dus dan is iedereen moe van het weekend, en wat doet Janneke: die pakt op zondag een kookboek van de plank, gaat aan tafel zitten, neemt het boek in een hand en doet het open. Het is natuurlijk altijd een dik gebonden boek, want de zaak betaalt, dus het valt goed open en bladert zichzelf dan door. Janneke doet dan haar ogen dicht, laat haar vinger vallen en...voilá, een recept. Nu nog even een kleine persoonlijke noot en klaar is Kees. Een toepasselijke uitdrukking, want met Janneke maken we op maandag krakelingen uit het boek van Cees Holtkamp. Er zit een verhaaltje over eigen kinderen bij, dat het niet haalt bij de sjeu die Cees (op internet) in zijn eigen recepten kan brengen. Nu is het simpelweg: plakjes uit een pakje in reepjes, omvouwen, suiker erover en hup in de oven. Oh nee: Doe snij vouw strooi verwarm bak en genieten.
Janneke komt ook nog met een reuze tip: gebruik voor het snijden van de reepjes een pizzarollertje. Ik heb een andere: zet na het lezen van dit stukje meteen een plaatje op!

donderdag 10 oktober 2013

Kort

Soms kun je ergens kort over zijn. Over de lunch van vandaag bijvoorbeeld, of over het haar van Claude. Claude is een zwerver die een tijd lang hier in het dorp langs de rand van het kasteel in zee zat te staren, zijn hele hebben en houden in een paar zakken naast zich. Hij zag er, zoals het een ware zwerver betaamt, altijd lekker onverzorgd uit, maar hij was erg beleefd en groette altijd met een 'bonjour, ça va?' als ik met de hond langs kwam lopen. Als hij een koffietje ging drinken bij het café iets verderop, liet 'ie al zijn spullen, inclusief het bedelbakje, gewoon staan. Niks te halen natuurlijk.
Inmiddels is hij verkast. Hij woont in een kleine container aan de rand van de haven van Port Vendres, het volgende dorp. Daar werpt hij zijn hengeltje uit en komt 'ie de dag door. Hoe, dat weet ik niet. Maar hij ziet er goed uit en zijn haar, dat eerder in een wilde bos om zijn gezicht hing, is kort en geeft hem een redelijk gezond uiterlijk.
Een paar weken geleden hadden we hem al gezien, toen we met de auto langsreden. We stopten en vroegen hoe het ermee ging. Claude kwam met een vaag verhaal over gedwongen verhuizing en Schotland, maar hij zou zijn telefoonnummer wel achterlaten. Dat schreef hij op een kaartje (zie hierbij).
Nu liepen we langs hem met een tasje van de visafslag. Daarin een grote moot kabeljauw en kleine visjes, die geen andere naam waardig waren dan 'friture'. Ze zijn nog kleiner dan spiering (die heten hier 'jols') en zo glimmend, dat ze het blauw van de luiken voor het keukenraam meteen oppikten, waardoor ze een wonderbaarlijke gloed kregen.
Ik gaf ze een dun jasje van bloem met zout en peper en frituurde ze. Daarna aten we ze met een beetje extra zout en uitgeknepen citroen (die bleek gratis in de tas te zijn gestopt). Toegegeven, ze hadden iets langer in de hete olie gekund, maar toch waren ze erg lekker.
Claude zei nog dat we, als we eerder langs waren gekomen, van alles van hem af hadden kunnen nemen, vooral verse sardientjes.  Dat doen we volgende keer; als 'ie dan tenminste niet in Schotland zit.

donderdag 3 oktober 2013

Wat een muts

Het is hier nog helemaal geen tijd voor geitenwollen sokken en ik weet ook niet of de dame op de markt ze ooit zal aantrekken, maar het biostempel draagt ze duidelijk met trots; ze heeft lange dreadlocks die bij elkaar worden gehouden door een nonchalant omgebonden shawl met een Indiaas motief. Ze heeft een doorleefd of door het weer getekend gezicht dat haar veel ouder doet lijken dan ze is, wat ook wel weer iets stoers heeft. En ze staat 'gewoon' op de markt tussen de gestreepte visserstruien, de gegrilde kip en de kraam met synthetische wol en ritsen in vleeskleur en zwart.
Ze had zondag een hele mand vol met allerlei verschillende tomaten, voor een eenheidsprijs. Een mevrouw naast mij liet zich uitgebreid informeren over de verschillende variëteiten, maar ik had mijn oog al laten vallen op de kleine groene soort; de 'raisin vert ' zo kon ik afluisteren.
Dat deed me denken aan het zeedruifje. Dat is een, naar mijn mening, prachtige naam voor een rotbeestje, want het is een kwal die de machinisten aan boord van de Eendracht tot wanhoop kan drijven, omdat het de watermaker kan verstoppen - nou ja, niet met opzet natuurlijk, maar toch. Maar dat terzijde.
Dit groen druifje is mijn inleiding voor een reactie op het vreemde essay van Ralf Bodelier in Trouw waarin hij slowfood, bio en lokaal afwijst en kiest voor intensieve landbouw, omdat dat de wereldbevolking zal redden/voeden.
Ralf is, zoals hij zelf claimt, een rasoptimist, maar hangt hier de zuurpruim uit. Hij is bovendien niet zomaar een journalist die zich sinds kort ook met voeding is gaan bezighouden, hij is ook nog debatleider, onderzoeker en schrijver, want tegenwoordig ben je natuurlijk mulitasker. Op zijn site draagt hij geen geitenwollen sokken, maar wel een kekke wollen muts, die hem op de biomarkt niet zou misstaan. Dat is natuurlijk onder de gordel, maar een bloggersvrijheid, die ik mezelf lekker veroorloof. Bovendien kan en wil ik Ralf niet om de oren slaan met rapporten en onderzoeken die het tegendeel beweren; dat gebeurt in de vakliteratuur wel. Ik reageer vanuit mijn eigen gezond verstand; of is 'gezond' ook al niet meer kies?
Ralf vindt biovoedsel iets voor rijke westerlingen en ziet het nut van de stedelijke biotuintjes alleen in de nodige roddel en achterklap van de bakfietsmoeders, terwijl zij - die tuintjes -  naar zijn mening ondertussen een bedreiging vormen voor de Keniaanse peultjesboer en het voeden van de wereldpopulatie.
Het is natuurlijk een compliment voor de biologische sector dat deze zo serieus wordt genomen dat 'ie als bedreiging wordt gezien voor de grote multinationals, die die Kenianen zo hoog laten springen. Daarbij heb ik de indruk dat Ralf de Afrikaanse groentekweek nog steeds ziet als een verrijking voor de Europeaan, waarbij die Afrikaanse boeren zich straks ook een iPad kunnen veroorloven om de oogstresultaten op te volgen - oh rijkdom! Ik denk dat er nog veel misstanden heersen en dat hulp en educatie, onderzoek en wetenschap zeker zullen bijdragen aan een betere wereld, maar dat wij (als 'Europeanen') zo langzamerhand wel eens van ons hoge paard mogen afstappen om ons er rekenschap van te geven dat men in de 'ontwikkelingslanden' vaak heel goed de eigen (!) boontjes kan doppen.
Ik heb een vriendin die bij De Nieuwe Akker in Haarlem werkt, als vrijwilliger. Dat is een biologische 'zelfoogst-tuinerij', waar heel veel mensen plezier van hebben. Er werken vrijwilligers/werkelozen, er komen kinderen en bejaarden en er gaat verse groente naar de voedselbank.
Ach, er zitten volgens mij geen nadelen aan en ik at er de heerlijkste spullen van, dus mij hoor je niet klagen. Zo'n initiatief overstijgt de bakfiets en brengt mij weer terug bij de hippie met haar tomaatjes op de markt. Zij is hier in Frankrijk geen uitzondering, noch haar manier van tuinieren en verkopen. Met haar kapsel past ze in meneer Bodeliers bioplaatje, maar zij doet niet anders dan alle groentekwekers hier, behalve dan misschien dat ze echt geen flitspuit in huis heeft. Bij elke supermarkt staat heel groot op de prijskaarten vermeld wat de herkomst van het desbetreffende versproduct is, en dat is ook zo in de restaurants wat vlees betreft, en ik moet tegen Ralf zeggen: daar zit maar heel weinig uit Kenia bij en heel veel 'lokaal' uit Frankrijk.
Eigenlijk vind ik het gewoon te gek voor woorden dat iemand het kan afkeuren dat we wat goed willen doen door spullen dichter bij huis te zoeken en weer wat meer terug gaan naar de bron (naar 'vroeger') waardoor we meer contact met elkaar hebben, weer weten hoe een wortel groeit, hoe deze eruit ziet voordat 'ie in een plastic zak belandt, en hoe die smaakt als 'ie niet eerst 20 dagen onderweg is geweest, zonder alle kosten voor vervoer en corruptie die die Keniaanse boer echt niet ten goede komen.
Nou ja, van die groene tomaatjes, die ondanks hun kleur heerlijk zoet waren, maakte ik een koude soep, door ze simpelweg te pureren en met wat zout en peper op smaakt te brengen. Voor een knapperig effect gingen er wat soldaatjes in.
Lekker,  bijzonder, en bio-logisch!