"Niet dubbeldoppen hoor!" werd mij op het hart gedrukt, terwijl ik een grote tas knapperige en mooie kleine tuinbonen en ook nog een zak doppers kreeg toegestopt. Hartstikke vers, zo uit de Betuwe, waar de kersen nu ook van de bomen vallen. Mijn broer heeft ooit nog eens kersen gekeerd. Daarvoor moest 'ie in een uitkijkpost klimmen en op gezette tijden aan een koord rukken, wat een hele trits door draden met elkaar verbonden blikjes gevuld met steentjes, of misschien wel kersenpitten, deed rammelen. Daar gingen die spreeuwen wel voor op de vlucht. Tegenwoordig worden er geloof ik een soort robotkanonnen ingeschakeld, dat scheelt weer werkgelegenheid.
Maar goed, de tuinbonen dopte ik, zoals mijn oma dat vroeger deed, door ze er via de zijkant, stuk voor stuk uit te drukken, alsof je een houtje doormidden knakt met duimen en wijsvingers, dus niet door de hele peul open te 'rissen'. Er zijn vast mensen die die methode veel handiger vinden, maar ik houd deze in ere.
De bonen durfde ik natuurlijk niet dubbel te doppen, maar dat was ook helemaal niet nodig, ze waren zacht als boter en (nog) niet bitter. Ik mengde ze met een kort gefruit sjalotje met een gehakt teentje knoflook en wat Molukse bumbu. Niet slecht, met een gebakken garnaaltje erbij. Wie wat bewaart...
De doppers waren vanavond aan de beurt. Een deel ervan heb ik geblancheerd met een takje dille en een teentje knoflook (alleen meegetrokken). Daarbij een saus van in wat melk gesmolten zachte geitenkaas met een klein beetje geraspte nootmuskaat.
Een mooi bijgerecht, maar ik liet het iets afkoelen en deed het toen op een geroosterd broodje. Het bleek perfect in z'n eenvoud.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten