Alweer een tijd geleden maakte ik een Eendrachtreis in Noorwegen, of eigenlijk langs Noorwegen, want we voeren vooral rond de kust. Om ook de fjorden in te mogen, hadden we Klas aan boord, de schipper van de Christian Radich. Hij was Noors en loods en verliefd op één van onze kwartiermeesters (v), dus dat kwam allemaal mooi uit. Toen we in de buurt van zijn vader, een krabvisser, voeren, werden we getrakteerd op een kratje vol verse spartelende zeedieren. Ik was aanvankelijk nog enthousiast, tot ik er eens goed naar ging kijken: kleine en grote krabben door elkaar, en levendig als de hel. Dat werd lastig, want bij zulke verschillen in formaat, verschilt ook de kooktijd. En dat was nog maar het begin van de ellende. Pa bleef aan boord voor een rondleiding en kwam de kombuis binnen, net toen ik ze allemaal in hun sop had gaargekookt en in hun kookvocht liet afkoelen. Dat was helemaal verkeerd! De kook erover en hup uit de pan, was de Noorse manier van doen. Ik kon alleen maar knikken; een gegeven paard... Pa ging aan de jenever, terwijl ik met een vrijwilliger aan het 'pellen' toog. Fijn natuurlijk, zo'n vrijwilliger, maar je kunt er niks van zeggen als hij het na twee weerbarstige monsters voor gezien houdt en je achterlaat met een onafzienbare berg soortgelijke krengen. Bijkomend nadeel is ook nog eens dat de wondjes die je erbij aan je vingers krijgt, aan boord ook nog eens lekker lang blijven nazweren. Om een uur of elf ('s avonds) was pa uitgedronken en kwam hij even kijken hoe het ermee stond. Er lag intussen een zielig hoopje schoon vlees en een hoge berg schalen. Al spraken we elkaars taal niet, het troosteloze schudden van het hoofd kon ik wel verstaan: meneer was diep teleurgesteld in mijn culinaire kunnen en had spijt mij zijn schat te hebben toevertrouwd. Terwijl ik opgelucht en met stijve rug de laatste etter te lijf ging, liet pa me nog even zien hoe je het allerlekkerste stukje zo, hup uit de schaal wipt. Daar kwam 'ie nou mee.
Voor de liefhebber: je neemt een hele gekookte krab, verwijdert het rugschild en draait 'm om. Onderaan, op de buik, zit een soort rok, die op één punt aan die buik vastzit. Die rok trek je los en bij het aanhechtingspunt steek je je vinger onder het pantser. Zo duw je al het vlees daar naar buiten.
Het volle krat krabben leverde voor het hele schip (56 man) welgeteld één toastje met krabsalade op. Beschamend!
Maar vandaag heb ik het anders gedaan. Ik kocht op de markt tien grote scharen, die ik vijf minuten kookte en daarna in hun vocht liet afkoelen (lekker puh, pa!). Er zat natuurlijk wel heel veel uitgelekt eiwitschuim in de pan, maar er bleef genoeg mooi vlees over. Met een flinke klap van het hakmes (de achterkant!) ging het pellen voorspoedig. Helaas kon ik twee poten niet gebruiken, omdat ze waarschijnlijk te oud waren en sterk naar ammoniak roken. Degene die me kan vertellen hoe dat zit, mag het zeggen*. Ik klopte een mayonaise en deed daar wat dragon door. Vanavond maak ik blini's waar de krab/mayo op gaat en erbij een salade van ananas, avocado, mango en limoen(sap). Misschien smokkel ik ergens nog een beetje kerrie door. En ondertussen denk ik natuurlijk aan die vader van Klas.
* Het antwoord kwam van heel dichtbij (mijn ouders) en luidt als volgt: 'Eiwitten zitten vol stikstof: N. Als eiwit ouder wordt gaat het rotten en dan komt die stikstof vrij en bindt zich op een of andere manier aan waterstof: H, dan krijg je chemisch gezien NH3, en dat heet ammoniak.' Met dank!
Overigens ging er geen kerrie bij, maar roerde ik wat sambal door het fruit en dat was erg lekker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten