Als neerlandica en restaurateur is het schrijven over mijn grote passie, het culinaire erfgoed, een mooie, natuurlijke combinatie, maar er vloeit ook textielrestauratorbloed door mijn aderen. Daarom nu een stukje over een andere regionale schat: de espadrille.
Het lijkt er soms wel op alsof de west- en oostkust wat die sloffen betreft om de eer strijden, want in Baskenland is het ook 'gefundenes fressen', maar die touwschoen kwam in deze buurt al lang geleden uit Spanje overgetippeld. En het woord komt van het Occitaanse/Catalaanse 'esparto' de naam voor het Mediterraanse gras/vlas waar het touw van de zolen van werd gemaakt (inmiddels vervangen voor jute).
Er wordt vaak gezegd dat de schoentjes vooral door smokkelaars graag werden gedragen, omdat ze zo licht en geruisloos waren. Midden negentiende eeuw terroriseerden de trabucaires (ik schreef al eerder over deze onuitsprekelijke bandieten) de grens tussen hier en Spanje. Zij waren goed georganiseerd en hadden zo hun regels, zoals een lijst van minimale bezittingen, waaronder drie paar (!) espadrilles. En voor hun tijd werd er in diverse annalen al melding gemaakt van de schoenen met de touwzolen.
Er zijn allerlei modellen en kleuren, gedragen bij verschillende gelegenheden, maar de Catalaanse touwschoen kenmerkt zich vooral door de linten die om de enkels of het been gewikkeld worden. De espadrilles waarmee de sardana worden gedanst, komen oorspronkelijk uit Vic en hebben lange koorden die hoog om de kuiten worden opgebonden. Wit is voor feest, geborduurd voor de zomer en bruin en gesloten voor tijdens het werk in de wijngaard. Toen de fabricage hier in de bergen floreerde, werden er espadrilles gemaakt voor de wijnboeren, de vissers, maar ook voor de mijnwerkers en begin vorige eeuw zelfs voor de soldaten in de koloniën, om in hun vrije tijd te dragen.
Het productiecentrum lag vooral in het dorp Saint Laurent de Cerdans. De cerdagne had al vanaf de middeleeuwen een rijke textielindustrie. Dat is inmiddels niet meer zo, maar ook nu nog worden er de typerende Catalaanse stoffen geweven en espadrilles gemaakt, dat laatste grotendeels met de hand. Het aan elkaar naaien van de touwrollen en het canvas, is vrouwenwerk. Eén producente kan er per jaar gemiddeld 6000 maken. Maar er zijn niet veel mensen meer die het eelt op de vingers willen, en met de zorg voor de kinderen het huishouden, de tuin en het voeren van de kippen, ligt bij mevrouw Maillard (hé waar hebben we die naam eerder gehoord)) de productie nu op maximaal 12 per dag. En nu de kinderen niet meer vanaf hun tiende de school verlaten om in de textiel te gaan werken en de zorg van, laten we zeggen, de kippen steeds meer tijd neemt, verdwijnt het ambacht.
Bernard Maillard (! bis) is inmiddels 89 jaar en herinnert zich nog dat hij op zijn twintigste het leger in ging, maar al vanaf zijn twaalfde in de fabriek werkte. Hij maakte de touwrollen en 'draaide' de zolen en legde de verschillende maten bij elkaar. Alle mannen en vrouwen in het dorp werkten in de fabriek; 'we hadden geen andere 'uitvlucht''. Tegenwoordig zijn er in Saint Laurent nog zo'n tiental 'espadrilleurs' die dergelijke herinneringen kunnen ophalen.
Nu ik dat allemaal weet, kijk ik elke keer, elk seizoen als ik een paar koop om helemaal af te trappen, je kent dat wel, met de achterkant omgeklapt, de touwen gerafeld en slijtageplekken bij de grote tenen, elk seizoen kijk ik op de zool en leg ik de 'made in bangladesh' exemplaren gauw weer in het schap. Ik wil 'made in france'. Dat is mijn Maillard effect.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten