dinsdag 12 januari 2016

Practice makes...a good dish

For the Dutch text: scroll down

It didn’t really occur to me to start writing my blog in two languages, but I’m up for a new challenge and was triggered by an exercise in ‘Will write for food’; the complete guide to writing cookbooks, blogs, reviews, memoir, and more’ by Dianne Jacob.
I should – this is the exercise – write a story about a dish that I hated when I was a child but came to love one day. So here it goes:
I think my brother will come up with the same thing immediately. I can still see both of us seated at the kitchen table with our plates in front of us. Both gagging. In my memory my parents had left the table already, but we were stuck with two options only: finishing the dish or going to bed hungry.
My mother had prepared it. It was one of her favourites: ‘stokvis’, i.e. dried cod soaked for a long time and then cooked and eaten (well…not really) with boiled potatoes and mustard sauce. The fish, once on the plate, was dry with lots of bones and very smelly. Maybe it was my childish underdeveloped taste, or just plain bad cooking (or soaking), I don’t know.
I also remember my mum’s apple sauce still filled with parts of the core that got stuck in between my teeth and the soup that my dad brought home from work – the hospital where they made a bland broth that suited all kinds of diets and illnesses – but we had some great pizzas and Indonesian based dishes that truly tipped the balance. I was very spoiled with vegetables fresh from the garden (yes, I’m an example of a kid that loved veggies) and homemade dinners every day, mostly prepared by my father (maybe another odd one out, but do continue reading, I’m not that crazy).
That was the first part. Now for the change:
It was after finishing my studies and moving out of the house. I was living with my now husband and we had met a young architect who was going to renovate our new apartment. He had recently redone a Portuguese restaurant and invited us there for a Christmas dinner to show off his work. It was still very ‘fresh’ and suffering from growing pains, but we pretended not to notice the hose that was running from the restroom to a tank truck parked outside of the building. There was a problem with the sewage that was hard to ignore because of the smell, but it was the festive season, so we all acted merry.
The first dish we were served, and the only one I remember, was a ‘bacalao’ fishcake. I hid my horror (bacalao = salted stokvis) and tried the cakes. They were delicious, crispy on the outside, soft on the inside and very tasty. I was amazed and cured!
Little did I know that I would be living in a region now where the ‘brandade’ is as common as a piece of toast. It is a smooth paste made with bacalao, again soaked and rinsed and then slowly cooked until tender. It is flaked and then mixed with milk and olive oil to form a kind of mayonnaise. Very often it is enriched with garlic and mashed potatoes – which means leftovers can very easily be turned into croquettes.
So that was how I discovered that growing up and stepping out of my comfort zone wasn’t such a bad thing.

Oefening baart...een mooi gerecht
Het is een oefening uit een boek dat ik aan het lezen ben (‘Will write for food’, van Dianne Jacob). Ik moet schrijven over een gerecht dat ik als kind haatte, maar vervolgens heerlijk vond. Mijn broer zal waarschijnijk onmiddellijk aan hetzelfde denken: de stokvis van mijn moeder. Ik zie ons nog zitten, achter onze volle borden, terwijl mijn ouders al lang van tafel waren. We hadden twee keuzes: blijven zitten tot het op was, of zonder eten naar bed. We zaten echt te kokhalzen, terwijl het mijn moeders favoriete gerecht was: stokvis (lang geweekt en daarna gekookt) met gekookte aardappels en mosterdsaus. De vis, eenmaal op het bord, rook nog sterk, was droog en zat nog vol graten. Misschien was het mijn nog onderontwikkelde smaak of gewoon een slecht uitgevoerde versie van het gerecht, ik weet het niet.
Ik herinner me ook de appelmoes met stukjes klokhuis die tussen de tanden bleven steken en de flauwe soep meegebracht van mijn vaders werk –het ziekenhuis waar ze kookten voor alle mogelijke diëten en ziektes – maar we aten ook heerlijke pizzas en Indonesische gerechten die de wijzer gunstig deden uitslaan. Ik ben opgegroeid met verse groente uit de tuin (en voorbeeld van een kind dat groentes gewoon lekker vond) en elke dag vers bereide maaltijden, meestal door mijn vader (misschien nog een vreemde uitzondering, maar haak niet af, ik ben niet gek!).
Dat was het begin, nu het vervolg:
Na mijn studie en alweer enige tijd uit huis, hadden ik en mijn huidige man een jonge architect leren kennen die ons nieuwe appartement zou verbouwen. Hij had al enige ervaring onder andere met een nieuw Portugees restaurant waar hij ons voor een kerstdiner had uitgenodigd. Het was net open en leed nog aan wat kinderziektes, maar wij deden alsof we de slang die vanaf het toilet naar een tankwagen buiten liep niet zagen. Er was een probleem met de riolering, maar wij hielden onze neus dicht en bleven lachen. Het eerste gerecht dat werd geserveerd, en het enige dat ik me nog herinner, was een viskoekje van bacalao. Ik verborg mijn weerzin (bacalao = gezouten stokvis) en nam voorzichtig een hapje. En de cakejes bleken heerlijk, knapperig van buiten en romig van binnen. Ik was aangenaam verrast en genezen van mijn afkeer!
Sindsdien heb ik dit soort vis vaker gegeten en inmiddels woon ik in een buurt waar brandade net zo gewoon is als een sneetje brood. Brandade is een zachte ‘pasta’ van in melk gegaarde bacalao die in kleine stukjes wordt gebroken. Hieraan worden gelijke delen melk en olijfolie toegevoegd tot er een soort mayonaise ontstaat.  Vaak wordt dit nog verrijkt met knoflook en aardappelpuree – een perfecte samenstelling om tot kroketjes te verwerken als er iets van overblijft. Zo leerde ik dat ouder worden en het avontuur aangaan zo gek nog niet is.

Geen opmerkingen: