Gisteren noemde ik, naast de vele keuzes, de olijvenmarkt in Canet. Dat we daaraan niet veel missen, komt vooral, omdat er nog zovele markten te gaan zijn: die van de honing, kastanje, appel, ganzenlever, truffel etc. Ik moet daaraan denken nu ik de nieuwe Bouillon!, het hartstikke leuke 'leesvoer voor fijnproevers' opensla en op de eerste pagina's lees over diverse culinaire evenementen in Nederland. Maar waar gaan die over: 'zestig dagen proeven op Texel', 'feest der zinnen, kunst en eten', 'seizoensmarkt noord: kijken, proeven, maar vooral genieten'. Vanwaar deze abstractie? Hollen we in onze poging van alles in te halen of vooral niet oubollig over te komen, niet over de individuele producten heen, om festivals te organiseren die kunst combineren met muziek, jam maken, geiten melken, kaas proeven en een workshop reiki? Wat is er mis met verdieping (in één product), aandacht (voor één afzonderlijk ambacht) en ver- en bewondering? Zou het niet zo zijn dat die verdieping in een specifiek product leidt tot trots, respect en beter begrip? Misschien moet het allemaal meteen commercieel haalbaar, interessant voor een groot publiek en interessant voor tv-zenders en sponsoren zijn.
In diezelfde Bouillon! lees ik over Hongarije:'Geen product of gerecht wordt geschuwd om een festival aan te hangen' en dan gaat het over pens, eieren, worsten, brood, vissoep en kool. 'Op die manier vinden Hongaren op smakelijke wijze hun eigen wortels terug (...)'.
Bestaat dit in Nederland ook en ben ik te veramsterdamst om dat te weten, zijn wij doorgeslagen of komt de heruitvinding nog. Gaan we in crisistijd niet vaak terug naar de kern? Wie zal 't zeggen.
Ik verheug me in ieder geval al op het Betuwse kersenfestival, de Boskoopse appelspelen en het aardappelfeest in Opperdoes (met kermis!).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten