Er stond een camper op de kampeerplaats die binnenkort van de rand van het dorp, twee passen van zee, zal verdwijnen. De plek moet plaatsmaken voor een nieuwe kade, om nog meer container- en eventueel cruiseschepen te kunnen verwerken. Wat uit de containerschepen komt, verdwijnt in koelwagens en wordt Europa ingeslingerd. Wat uit de cruiseschepen komt, stapt in een bus om riddertje te spelen in Carcasonne. Niets van dit alles, met uitzonder van wat geld voor het loodswezen en de havengelden, komt ten goede aan de inwoners van hier. Nou ja, er werken natuurlijk wel veel mensen in die drukke haven, da's waar. En de supermarkt om de hoek ziet de Filippijnse bemanningleden graag komen. Die kijken hun ogen uit en verlaten de winkel vooral met een stapel babymelkblikken (en het zijn allemaal mannen hoor). Nestlé I presume.
Maar dat alles terzijde. De camper, waarmee ik begon, had een sticker op de zijkant geplakt met 'Route 66' erop. "Zo...," dacht ik, "die heeft het ver geschopt." Dat zou best kunnen - je kent ze wel, die koning en koningin op hun camperzetels, traag manoeuvrerend door de binnenstad, omdat ze een verkeerde afslag hebben genomen en een verbodsbord hebben gemist in een omgeving die ze volkomen vreemd is; maar die ze staks met hun electrische fietsen heerlijk gaan verkennen.
Maar...het departement hier, Pyrenées-Oriëntal heeft als nummer 66. Daardoor hebben wij ongelukkig genoeg de postcode 66660 (spreek dat maar eens uit op z'n Frans: soixante-six mille six cent soixante). Misschien is die bumpersticker dus bedoeld als een knipoog en heeft het gedrocht helemaal niet over een Amerikaanse snelweg gezoefd. Hoe dan ook, 66, het is een getal dat tot de verbeelding spreekt.
Voor mij geldt dat ook voor 88. Ik lees dat als percentage in een culinair tijdschrift. Maar liefst 88% procent van de Fransen heeft (familie)recepten van de grootmoeder meegekregen. De redacteur geeft haar eigen voorbeeld: zandkoekjes met geraspte citroenschil. Oma leerde haar niet alleen de ingrediënten met de exacte hoeveelheid citroen, maar ook de kneepjes: niet teveel kneden, opdat ze zanderig blijven, net iets langer in de oven dan je zou denken, zodat ze er echt goudgeel uitkomen en dan, nog voor het afbakken, het mooie patroontje dat je erin trekt met een vork.
De oma van mijn vaderszijde, was geen keukenprinses; zij had heel lang een 'kokkie' gehad. Maar als ze bij ons kwam, bracht ze wel heerlijk zelf gefrituurde kroepoek (belinju) mee, in een grote koekjestrommel. En haar dochter, mijn tante, was een rijsttafelkoningin, die met genoegen drie dagen in de keuken stond, met een fantastisch resultaat. De oma van mijn moeder was een echte keukengodin. Ze kon wild plukken, worsten draaien, balkenbrij maken en heerlijke kroketten, groente inmaken, bessensap koken (met griesmeelpudding), jam, cake, zandkoekjes en noem maar op. Ik was als kind een slechte eter, behalve bij oma To aan de keukentafel. Daar rook het niet alleen naar lekker eten, maar ook naar de stephanotis (jasmijn), die rijk kon bloeien op de vensterbank. Aan de schouw boven het fornuis was een blikopener gemonteerd die je kon openklappen. Mijn broer en ik hebben daar veel plezier van gehad, want we mochten aan de zwengel draaien, zonder blik eronder, staand op een keukentrapje.
Nu vraag ik me af hoeveel Nederlandse tieners recepten en bereidingen van hun oma met de paplepel ingegoten krijgen. Ik denk dat 88% Super Mario speelt, 88% bestelt bij Uber eats en 88% nog nooit van de Route 66 heeft gehoord, laat staan dat ze blikopenergezwengeld (oh nee, geblikopenerzwengeld) hebben. Mijn broer weet nog te melden dat wij dat schilderen noemde en daarbij een sinaasappelnetje op ons hoofd droegen. Pikant detail.
p.s.: de foto is van mijn oma van vaders zijde, net na aankomst in Nederlands-Indië, 1930.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten