"Hollanders en daarachter Engelsen," zo wezen we, hangend vanuit het raam, de mensen aan die na ons in de internationale trein naar Parijs stapten. We gingen als studenten met interrail een aantal Europese plaatsen af en, zo jong als we waren, pikten we de verschillende nationaliteiten er zo uit.
Nu zou ik het zo proberen:
Lange blonde slungels en kittige meiden met net iets te volle tailles: Hollands.
Rossige types met al roodverbrande sproetenkoppen in net iets te blote kleding: Engels.
Een snelle donkere jongen met een baseballpetje achterstevoren op het kortgeschoren haar en Franse rap over de autospeakers: Tunesiër.
Een trage, kleine dame in zwarte jurk met slofjes in plaats van schoenen: Spaans.
Een zwartharige meid met te korte pony, hippy jurk en piercings: ook Spaans.
Je schijnt alleen al aan aan de manier van lopen een nationaliteit te kunnen aflezen.
Dergelijke stereotyperingen kunnen niet (meer), al zijn ze nog zo accuraat.
Ik doe m'n ogen dicht en denk aan de geur van houtskool en kokos, het geluid van de gamelan, krekels en brommertjes, voel de pijn in m'n billen van de harde minibuszitting en krab aan de muggenbulten op mijn arm: Bali.
Soms is herkomst onmiskenbaar.
'Een romantisch concept', noemt Onno Kleyn (culinair journalist en docent) de term 'terroir' in zijn nieuwste boek Mijn Frankrijk, verhalen en recepten.
Hij betrekt die term helemaal op het Franse leven en diens manier van doen:
'Hun eten, hun producten en recepten bepalen hun identiteit. En aangezien zij de Fransen zijn, in al hun variatie, is dat eten in haar verscheidenheid ook de identiteit van Frankrijk'.
Vervolgens legt hij uit hoe het gesteld is met de AOC (appellation d'origine controlée) en de ophef daarover. Ik weet niets van die ophef, behalve dat er vaak grensproblemen zijn, bijvoorbeeld bij champagne, waar een kilometer vanaf het door het kadaster vastgestelde grondgebied net zo'n lekkere godendrank kan worden gemaakt.
Terroir noemt Onno ook 'de Franse bijdrage aan ons gedroomde paradijs. Een geloof.'
Dat de term puur Frans is, zie ik niet als chauvinisme (!). Het is eerder een veelomvattend woord dat moeilijk te vertalen is. Op wikipedia is de omschrijving: 'een natuurlijk afgebakend gebied dat als homogeen wordt beschouwd wat betreft de grondstoffen en producten die het oplevert, met name - maar niet specifiek - agrarische specialiteiten.'
Mijns inziens gaat het erom dat een langres (kaas) alleen naar langres smaakt als 'ie uit de buurt van Langres komt, omdat de grassoort, het vee, het klimaat en de verwerking hem die specifieke smaak geven.
Een vriend van mij, die naar Berlijn is verhuisd, vertelde ooit dat hij helemaal in zijn nopjes was, toen hij Goudse kaas vond die gemaakt werd in de buurt. Maar eenmaal op de boterham, bleek de smaak helemaal niet te zijn zoals hij die kende.
Nou is Goudse kaas een lastig voorbeeld, omdat die benaming niet meer op de plaats van herkomst slaat, maar op de vorm (het wiel). Toch is de in Duitsland gemaakte Hollandse kaas niet hetzelfde van smaak, want de koeien eten er ander gras en hun melk smaakt daardoor anders. Zo komt het Texelse lam ook van zijn eigen (zilte) terroir. En dan die boterham...
Er zijn veel grondstoffen, producten - en ja, ook mensen - te vinden die door hun wortels/hun aarde en omstandigheden een eigen karakter krijgen dat je herkent en koestert en waar je met weemoed en heimwee naar verlangen kan als je ervan verstoten bent.
En dat is een gevoel dat ik alleen omschrijven kan als 'saudade'.