donderdag 4 april 2019

Het na-winterslaap-menu

Soms is moeten geen moetje. Ik 'moet' met de hond lopen, dus ga in weer en wind 's morgens het huis uit en loop de heuvel over en de natuur in. In deze periode kijk ik naar de puttertjes die het hier erg naar hun zin hebben omdat er zoveel distels groeien (ze heten daarom ook wel distelvink). Ik hoor de fazanten en schrik van de opvliegende kwartels (ja, ik zou willen dat ze zo de pan in vlogen) en dan zijn er nog hoppen, valkjes en eindeloos veel meeuwen, duiven en mussen, om over de het balkon onderschijtende zwaluwen nog maar te zwijgen. Maar ik kijk niet alleen naar boven. In de berm schiet nu de wilde mosterd uit. Ik heb de knoppen geplukt en probeer deze in te maken als kappertjes. Aan de voet van de heuvel bloeit de daslook die hier ail des ours heet, omdat het het eerste voedsel zou zijn dat beren eten als ze uit hun winterslaap ontwaken. De bloemen smaken heerlijk pittig en uiïg en de steeltjes zijn sappig, net als bieslook. En dan het groot kaasjeskruid; dat heeft nieuwe bloemen die het net zo goed doen in een salade als die van het in de berm groeiende komkommerkruid. Ik kende dat altijd als borrage, wat niet zo heel gek is, want die term zou afkomstig zijn van het Italiaanse woord voor wol: borro, en dat verwijst weer naar dat fluwelen manteltje om de blauwe bloem. En, bijna over het hoogtepunt van groei, zijn de naar postelein smakende blaadjes van het vetplantje Umbillius. Deze plant wordt ook wel de navel van Venus (nombril de Venus) genoemd of de paraplu van de heks (parapluie de la sorcière). Tja, van zulke klinkende namen krijg ik trek. En dit alles is nog maar het topje van onze zeeheuvel.

Geen opmerkingen: