Een paar weken in de zomer hoor je plots het gepiep of motorische gesnor van de luiken in huizen en appartementen die de rest van het jaar in diepe stilte zijn gehuld. De Franse families luchten de kamers en vullen de terrassen, stranden en parkeerplaatsen langs 'onze' Mediterraanse kust. Onder de vakantiegangers bevindt zich een bepaald slag: de Parijzenaar. Dit type gedraagt zich als een dominante hond: kop omhoog, borst vooruit en recht door zee. Zelf zien ze zich als volledig geïntegreerd dorpsgenoot; local yokel. De vrouwen dragen niemendal teenslippertjes en flodderige hippiegewaden. De zonnebril, liefst met groot merkteken, steekt in het semi-verzilte blonde haar en aan de arm bungelt een rieten tas of mand. De mannen dragen espadrilles, afgetrapt met rafelig touw en zongebleekt, alsof ze er het hele jaar op lopen. Ze hebben een iets te onbezweet T-shirt aan of een los linnen overhemd. Ook de man heeft zijn zonnebril niet voor de ogen, maar op het hoofd. Hij slentert het dorp in, of verplaatst zich op een fiets met gekleurde elastiekjes aan het spatbord.
Tot mijn verrassing kunnen we in Amsterdam hetzelfde type tegenkomen, zo bleek afgelopen week.
We stonden bij een goede slager: Alain Bernard op de Albert Cuypstraat. Hier maakt een hecht team heel veel zelf: Italiaanse venkelworstjes, Engelse 'bangers', witte en zwarte bloedworst, patés, rillettes enzovoort. Er is een keur aan vleeswaren en daarnaast zijn er natuurlijk ook gewoon stukken vlees te koop.
Terwijl we werden geholpen, kwam er een jonge vrouw achter ons binnen met lang blond haar, in korte broek en haltertop. Ze plofte haar uitpuilende rieten mand op de grond en was meteen aan de beurt. Zelfverzekerd stelde ze haar vraag:
"Hebben jullie ook soepballetjes?"
De verwarring trok over het gezicht van de verkoopster. Ik zag haar denken: 'Gehakt, ei, broodkruim en wat kruiderij, hoe moeilijk kan het zijn.'
"Ehhh, nee."
"Oh...nou, doe dan maar wat rundergehakt."
De collega van Alain, die hier ook al jaren werkt, bemoeide zich ermee. Hij kon dat duidelijk niet laten.
"Mevrouw, voor de soep kunt u beter half-om-half gebruiken, want met varkensvlees blijft het lekker mals."
"Oh, nee, varkensvlees," zei mevrouw geschrokken,"dat eet ik niet."
Daarmee verraadde ze in mijn ogen haar 'Parijse' chique. Ze ging vast lekkere pot au feu maken, van groentetjes gekocht bij de kraam waar je goud betaalt. Haar vriendinnen zouden ervan gaan smullen en foto's maken van de kleurenpracht in de diepe borden met Marokkaans motief. Maar omdat de populairste influencer nou eenmaal van de daken schreeuwt dat varken (ze neemt het woord 'vlees' niet eens in de mond) bad for you is, komt dat er bij deze dame niet in.
"Hee, Juul," roept haar onderbuur guitig als enige rasamsterdamse in het oude pand aan de Sarphatistraat.
"Kind, ik trek ook soep of eigenlijk boelejon, lekker van die botten die ze bij slagerij Zuid altijd voor nop verkopen en dan wat prei en wortel en natuurlijk een bossie sellerie. En balletjes hè, die draai ik met twee tegelijk. Van m'n moeder geleerd, hebbe haar ziel."
'Juul' knalt haar deur dicht. Ze zucht. Nu moet ze zelf balletjes draaien; daar gaat haar middag.