Alweer heel wat jaren geleden waren wij als familie uitgenodigd voor het bijwonen van een trouwerij op Sumba.
Op het vliegveld werden we opgewacht door de bruidegom die ons met een busje de velden inreed en ons meteen liet omkleden in traditionele dracht. De mannen kregen lendendoeken om met een groot kapmes erin gestoken. Om hun hoofd werd een doek (ikat natuurlijk) gebonden als een tulband. Wij vrouwen kregen een wijde kokerrok om, die je deels dubbelsloeg en bij je middel omrolde tot 'ie min of meer bleef zitten - erboven hielden we ons eigen T-shirt aan. We zouden allemaal dagen aan deze kledij sjorren en trekken, maar pas toen we ons weer in ons Westerse outfit hadden gehesen en ik me weer helemaal 'senang' voelde, bleek dat we door onze omgeving met grote spottende ogen werden aangekeken; we zagen er niet uit, vond men.
Maar goed, daar zaten we in ons Sumbanese kloffie bij onze gastfamilie op de veranda voor het avondmaal. De vrouw des huizes was de kok en bleef achter een gordijn verborgen, terwijl wij onze maaltijd kregen voorgeschoteld, allemaal in een keurig, zij het wat gechipt, geƫmailleerd kommetje. In die kom zat een mooie portie rijst met brokken varkensvet, de huid en haren er nog aan. Tussen de rijst zaten wat sliertjes Indonesische spinazie (kangkung; waterspinazie om precies te zijn). Het vlees-zonder-vlees was zo moddervet dat ik het niet wegkreeg. Gelukkig zaten we gehurkt op brede planken, met grote kieren ertussen, dus kon ik, als onze gastheer niet keek, de stukken vet door de vloer heen drukken. Onder de planken liepen kippen en varkens. Je hoorde ze gretig aan komen lopen en even later schrokken als er weer een stukje vet op de grond viel. Iedereen blij!
Bij het eten kregen we een glas water, netjes met een dekseltje erop tegen het ongedierte. Dit water smaakte sterk naar houtskool, want het was op het vuur gekookt om bacteriƫn te doden - desondanks namen mijn moeder en ik toch een vervelende parasiet mee naar huis, maar dat terzijde.
Dat water was eigenlijk best lekker en vormt, met z'n penetrante, specifieke smaak, een blijvende herinnering.
Dus...wat schetst mijn verbazing dat dit houtskoolwater nu ook bij de Appie in het schap schijnt te liggen. Niet omdat het een herinnering aan Sumba moet oproepen bij het gemiddelde boodschappenpubliek, maar omdat het als opgeloste Norit gezien kan worden en zou helpen tegen een kater (of zouden ze dat op Sumba ook geweten hebben?). En zo worden er steeds meer smaakjes aan puur water toegevoegd, want op het kleur- en smaakloze vocht zijn we uitgekeken. Een plastic 0,5 literflesje gemeentepils met een framboos gaat voor €1,75 over de toonbank. De Sumbanese gastheer, inmiddels helaas overleden, draait zich om in zijn graf.
En dan nog wat: al die doosjes 'thee' die net in het andere gangpad staan opgetast, bevatten toch allemaal precies hetzelfde? Daar komt geen theeblaadje meer aan te pas, het enige verschil is dat je het water eerst kookt om de smaak van de mango/perzik/vanille etc. goed in te laten trekken. Af laten koelen, in een karaf in de ijskast en...voila. Er zweeft dan misschien geen groen takje of rood besje in het aquarium, maar tel uit je winst en spaar voor een ticket naar Sumba.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten