Het was weer tijd voor 'de wissel'. Na de feestdagen met familie en voor de grote hondbangmakerij (vuurwerk van 's morgens vroeg tot 's avonds laat) togen we in het weekend van Amsterdam naar Port-Vendres. Het is een reis die we met de auto in twee dagen afleggen, waarbij we soms variëren in de route, maar toch meestal uitkomen op de route soleil - nu echt letterlijk, want er scheen een hele lage zon, recht in de mik.
De overnachting is dus ook niet altijd in hetzelfde hotel, maar soms kiezen we het vertrouwde, want dan weten we dat de volgeladen auto veilig staat, de hond welkom is en er uitlaatmogelijkheden zijn. Goed eten is natuurlijk ook altijd een bepalende factor.
Deze keer kozen we als tussenstop voor een hotel in de Bourgogne, niet ver van de snelweg, maar rustig gelegen en met restaurant. Dat laatste was wel een beetje opzitten. Aan alle tafels werd op gedempte toon gesproken, de bediening was zeer voorkomend en formeel en de prijzen waren daarbij passend.
Maar....we kwamen koud (het is immers hartje winter) uit de mores van Mokum en konden niet anders dan vergelijken. Nou is zo'n Bourgondisch restaurant geen goed voorbeeld, want het ligt midden tussen de wijngaarden waar de duurste wijn ter wereld wordt gemaakt en waar het echt Bourgondisch eten is: grote porties en veel rijke sauzen. Toch was het heerlijk tafelen.
Voor de lunch, de volgende dag, reden we Valence in. Het autoluwe centrum was vrij verlaten, terwijl we lang filereden op wat best een 'zwarte zondag' midden in de winter genoemd mag worden.
We vonden onder de enkele restaurants die tussen de feestdagen niet gesloten waren, een gezellige zaak, waar we, ook met nerveuze hond, welkom waren en konden plaatsnemen aan een minitafeltje tegenover de bar. We zaten nog niet of er werd een bordje met plakjes worst, een mand met donker, knapperig brood en een karaf water op tafel gezet.
De zaak zat vol mensen, sfeer en geschiedenis. Er hingen foto's van de chef met beroemdheden, er waren veel spiegels, pilaren, hoekjes, zitjes, en dan die mensen: een dochter met oude moeder, muts nog op. Een oude meneer alleen die later, toen hij langs kwam om te betalen, behoorlijk bleek te 'rieken'. Een jong echtpaar met ongedurige kinderen die het toch volhielden en hun trappelende beentjes onder tafel verstopten. Een gezelschap met een man die zijn hele gezicht vol had getatoeëerd en met zijn platte pet zowel recalcitrant als boers oogde.
De bediening, in het zwart en ook zelf met een donker kleurtje, voegde zich behendig door dit allegaartje en had oog voor alles en iedereen.
We kregen de kaart en er stond nog wat extra's op de spiegel achterin geschreven. Al werd het door de ober opgesomd, er was geen woord Latijns aan: oesters, een salade met roquefort en walnoot, een zalmmoot met gestoofde prei en wortelpuree, een traditionele zuurkoolschotel en op de kaart een stuk paté, eitjes met mayonaise, een steak tartare, baba au rum en crêpes suzette - voor je neus klaargemaakt. enzovoort. Geen poespas en geen fusion en ook geen tiktokrij of havermelkgedoe, laat staan baksels voor veganisten.
Wij ervoeren dit alles als een verademing. Gewoon goed, lekker, gemoedelijk en niet duur, afgemaakt met mooie wijn en een bord kaas waar weer dat heerlijke brood bij kwam.
Waarom kom je een dergelijke zaak in elke plaats in Frankrijk tegen en nergens in Nederland, zelfs niet in het cosmopolitische Amsterdam? Daar zijn alle nieuwe tentjes 'toegankelijk', 'voor de buurt' en 'vriendelijk geprijst', maar als je erop inzoomt stuit je op termen als: concept, uitrollen, franchisen, uitbreiden, binnenlopen; en dat alles kan wat mij betreft niet tippen aan de pretentieloze bistro's, bouillons, bouchons en brasseries die Frankrijk rijk is.