Het mag dan overal crisis zijn, in het zuiden van Europa is volgens de kookbladen nog steeds niets aan 't handje. Na enige tijd blader ik eindelijk eens door het oktobernummer van Delicious! dat helemaal Italiaans georiënteerd is. Ik krijg er geen trek van. Komt dat doordat de Italiaanse keuken zo langzamerhand wel is uitgekauwd? Ik lees over bijzondere gerechten in restaurantjes en trattorie, terwijl de aangeboden receptuur weer voornamelijk is voor pizza, pasta en risotto. Maar ik heb een man die wel elke dag een bordje spaghetti lust, dus daar ligt het niet aan. Nee, ik vrees dat dit keer de presentatie wringt. Alles wordt ons voorgeschoteld in een kader van veel zon, opwaaiende zomerjurkjes, frisse wijntjes, grote buitentafels, schaterlachende keukengodinnen, moekes met hoofdoekjes, boerkes op sinaasappelkistjes en stoere jonge chefs met hippe tatouages. Alsof het mediterrane platteland niet gebukt gaat onder verlammende corruptie, afpersing, maffiapraktijken en giga-bezuinigingen.
Die zuiderlijke idylle doet me denken aan de film 'Nous irons tous au paradis' uit 1977, waarin vier boezemvrienden een landhuis kopen met een stukje grond erbij en zelfs een tennisbaan. Het is prachtig, gezellig en authentiek, tot ze er op hun eerste ochtend in ochtenjas aan de keukentafel zitten en alles begint te trillen. De koffiekopjes vallen uit de oude kast en de dakpannen schuiven van het dak; het huis blijkt pal naast een drukke landingsbaan van een vliegveld te liggen. Noodgedwongen moeten de mannen vervolgens een potje tennissen met grote gele koptelefoons op.
Die zuiderlijke idylle vind ik hier ook in mijn achtertuin. Gisteren stond ik nog te kijken naar een verweerde boer op leeftijd, die een kruiwagen vol snoeisel tussen zijn wijnranken door laveerde en een scherpe bocht bergafwaarts moest maken om bij zijn smeulende takkenvuurtje te komen. Het vergde enig onhandig wrikken, duwen en schuiven voor de kruiwagen met dat weerbarstige vaste wiel, de bocht om wilde. Het zag er aandoenlijk uit, maar die man was wel gewoon aan het zwoegen voor zijn paar flesjes rode wijn. De olijfolieboer uit de Empordá ziet zijn omzet slinken, de visser die mij heerlijk spartelende exemplaren verkoopt wordt bijna omver gevaren door de drijvende visfabriek die een haven verderop zit te grienen, omdat hij uit de markt gedrukt wordt door een gigantische Japanners vloot. En ik denk dat de groenteverkoopster hier op de markt veel minder vertederd naar haar handen met de eeltige vingers vol kloven en de nagels onder het zand kijkt, dan ik. Maar die zuidelijke idylle brengt tenminste geld in het Sanomalaatje en geeft ons 'gewoon een goed gevoel'.
En gelukkig wisten ze het in de jaren zeventig ook al: we gaan allemaal naar het paradijs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten