donderdag 25 april 2019

Mijn God wat is de natuur toch mooi

Op zondagmorgen was het vroeger saai bij ons thuis. Mijn ouders namen de tijd om van hun werkweek te bekomen en stonden laat op. Als ik niet met mijn broer naar de buren ging voor vermaak, bleef ik in m'n bed naar Ko de Boswachtershow luisteren. En daar hoorde ik een liedje dat me vanmorgen, wandelend met de hond, weer door het hoofd schoot. Ik weet de titel niet meer en ben ook een enkel woord kwijt - wie het weet mag het zeggen - maar wat ik me meen te herinneren is:
' Je zaait wat zaadjes in de grond,
bedekt ze met een beetje stront.
Het resultaat is kerngezond:
de (....) vliegen in het rond.
Ja, 't boerenbeste, 't boerenleven,
ik zou het alles willen geven.
En ruik je de geur van hooi;
mijn God, wat is de natuur toch mooi!'
Vanmorgen vloog de eerste gierzwaluw over, dus drinken we champagne (da's traditie). Ergens langs het wandelpad zong een nachtegaal zijn longen uit z'n lijf. Ik probeer altijd te ontdekken waar het geluid vandaan komt, maar zo mooi als z'n zang, zo onbeduidend is z'n kleed, dus dat is altijd lastig.
De affodil bloeit uitbundig. De bloemetjes daarvan zijn heerlijk fris en zoet. Het zaad van de wilde mosterd is nog jong en knapperig - ik probeer dat nu in te leggen, net als de bloemknoppen, die best lekker zijn geworden.
Tegenover ons huis draagt een boom met een soort mispels nu gele vruchten die ik stiekem pluk, pel, van dikke pitten ontdoe en al proestend opeet - ze zijn heel zuur. Op weg naar huis hoor ik op de radio een regionale wildplukker vertellen over alle planten op de bergwanden waar je sla van kan maken. Ik krijg een kleine cultuurshock als ik in de supermarkt witlof in een plastic zakje koop.

p.s.: Zojuist herinnerde ik me een ander couplet:
Je laat het varken bij de beer,
dan gaan ze even flink tekeer.
Het resultaat is kerngezond:
de biggen springen in het rond.

zaterdag 6 april 2019

Traditie, traditie...traditie

Ze liggen natuurlijk alweer maanden in de schappen: de paaseieren en hazen. Eitjes eten was traditie, maar de handel is erop gesprongen en heeft niet alleen die eitjes ontheiligd, maar ook de speculaaspoppen en oliebollen en zo voort.
Hier in het zuiden is het natuurlijk niet heel veel beter, maar sommigen houden toch vast aan de goede oude tijd, zoals ook onze buurman. Hij stond gisteren op de stoep met een bord vol bunyetes. Dat zijn beignets die hier rond palmzondag en de semana santa worden gemaakt van meel, boter, eieren, gist, citroenschil en oranjebloesemwater.
Zo begint de traditie.
Vervolgens is het zo dat familie en vrienden bij elkaar komen om deze lekkernij samen te bereiden. De vrouwen maken het beslag, de mannen frituren dat. Je kunt je voorstellen dat dit gepaard gaat met de nodige discussies over de juiste receptuur en de beste hulpstukken (zoals de deegroller). De ene dag wordt er bij de een gebakken, de volgende bij de ander. Zo ontstaat er een hele berg die wordt opgetast in manden, schalen of kommen, bekleed met een doek. Als laatste wordt er een beignet in de vorm van een mannenfiguur gebakken. Op Goede Vrijdag - het eind van de vastenperiode - eet men niets anders dan bunyetes. Dan deelt de gastvrouw de verse deegwaren rond en wordt er verder uitgedeeld aan familie en vrienden en dus ook aan buren. Verankerd en vet, dat is deze traditie, maar met mijn mond vol suiker zeg ik volmondig (!): "houwen zo."

donderdag 4 april 2019

Het na-winterslaap-menu

Soms is moeten geen moetje. Ik 'moet' met de hond lopen, dus ga in weer en wind 's morgens het huis uit en loop de heuvel over en de natuur in. In deze periode kijk ik naar de puttertjes die het hier erg naar hun zin hebben omdat er zoveel distels groeien (ze heten daarom ook wel distelvink). Ik hoor de fazanten en schrik van de opvliegende kwartels (ja, ik zou willen dat ze zo de pan in vlogen) en dan zijn er nog hoppen, valkjes en eindeloos veel meeuwen, duiven en mussen, om over de het balkon onderschijtende zwaluwen nog maar te zwijgen. Maar ik kijk niet alleen naar boven. In de berm schiet nu de wilde mosterd uit. Ik heb de knoppen geplukt en probeer deze in te maken als kappertjes. Aan de voet van de heuvel bloeit de daslook die hier ail des ours heet, omdat het het eerste voedsel zou zijn dat beren eten als ze uit hun winterslaap ontwaken. De bloemen smaken heerlijk pittig en uiïg en de steeltjes zijn sappig, net als bieslook. En dan het groot kaasjeskruid; dat heeft nieuwe bloemen die het net zo goed doen in een salade als die van het in de berm groeiende komkommerkruid. Ik kende dat altijd als borrage, wat niet zo heel gek is, want die term zou afkomstig zijn van het Italiaanse woord voor wol: borro, en dat verwijst weer naar dat fluwelen manteltje om de blauwe bloem. En, bijna over het hoogtepunt van groei, zijn de naar postelein smakende blaadjes van het vetplantje Umbillius. Deze plant wordt ook wel de navel van Venus (nombril de Venus) genoemd of de paraplu van de heks (parapluie de la sorcière). Tja, van zulke klinkende namen krijg ik trek. En dit alles is nog maar het topje van onze zeeheuvel.