woensdag 28 december 2011

Pic de Salines

Van de week mocht ik weer een topje scoren. De pic des salines dit keer, 1333 meter hoog en niet in de Albères maar in de Vallespir, de volgende bergrug. We vertrokken niet vanaf zeeniveau maar begonnen tussen de kastanjebomen in een klein gehucht. Al het blad lag op de grond, wat aan het eind vooral het afdalen erg spannend maakte, omdat je niet kon zien waar je liep. Na de kastanjes kwamen de beuken. Niemand van het gezelschap wist dat je de nootjes daarvan kon eten. Ik heb me daar erg over verbaasd, want ze zijn gemakkelijker te pellen dan pijnboompitten en, aangebakken in een beetje boter, met peper en zout, heerlijk over een salade. Na de beuken kwamen de pijnbomen, met eronder de nodige 'cepes de pin'; eekhoorntjesbrood om van te watertanden, totdat Lulu, een bosfee in spe, vertelde dat die paddenstoelen het meest radioactiviteit opvangen. En Frankrijk heeft de nodige kerncentrales...of zou de angst nog steeds uit Japan komen? Nou ja degene die ik zag staan was wel erg felgeel aan de onderkant, misschien gaf 'ie inderdaad wel licht in het donker. De andere paddenstoelen waar we langs trokken kregen van Lulu of een:"un peu toxic" of gewoon een "pas bon". Ik leerde verder dat je sommige soorten (in de pan) niet mengen moet, niet alleen omdat de smaak van de ene de andere teniet kan doen, maar ook omdat het van sommige de hallucinerende werking kan verhogen.
Bovenop de piek, met schitterend uitzicht over Noord-Spanje en de Roussillon, hing een brievenbus (voor de Kerstman?) en een kistje waarin je 'wishbones' kunt opbergen. (Nog) geen idee waarom. We lunchten aan een gammel houten tafeltje, dat we onder een afdakje vonden bij een oud kloostertje, met een muur, laag genoeg om overheen te klimmen. Dit klooster van de orde van de moeder Gods (mare de deu), is alleen op zondag open, maar huist dan ook meteen een restaurantje, naar het schijnt. Nu troffen we alleen een schuwe kat en even later een sullige hond met belletje (een jachthond dus), die ons een heel eind bleef volgen, tot hij waarschijnlijk een bekend spoor rook en een ander route verkoos.
Uiteindelijk kwamen we in Las Illas, het dorp met hotel-auberge 'les trabucayres' - het lukt me maar niet om die naam te onthouden. Hij staat voor de bandieten/deserteurs/smokkelaars, die in Las Illas hun thuisbasis vonden en in dit gebied tussen de Spaanse en de Franse grens drank en wapens smokkelden en de hele buurt terroriseerden (een trabus is een bepaald soort wapen). In het hotel zit, op de bovenste verdieping een heel klein raampje, waaruit ook de vorige keer dat ik hier was, een heel oud dametje hing. Ze droeg een smoezelige shawl, een oude dikke bril en heeft opmerkelijk grote oren. Nu prevelde ze ons ook weer iets onverstaanbaars toe. Ik beeld me in dat ze daar opgesloten is door haar schoondochter en zoon, die de zaak overgenomen hebben, maar dat juridisch natuurlijk niet meer goed hebben kunnen regelen, omdat moe ooit te ver heen was om nog een handtekening te kunnen zetten. En nu hoorde ik weer een verhaal over een overval van de trabucayers (midden 19de eeuw), waarbij ze een jonge jongen hadden gekidnapt, die ze uiteindelijk de oren afgesneden. En dat gaf te denken, in de auto terug naar huis, met zere voeten, maar weer een hele ervaring rijker.

zaterdag 24 december 2011

Op alle slakken zout!

We liepen op de markt in Argeles even de hoek om, een straatje in. Daar stond een garagedeur open, een gigantische ruimte met aan het plafond grote trossen roze knoflook en mooi gevlochten uien. Maar dat was maar de schuur. Aan de overkant stond de eigenaar met een hele berg stokoude wijnranken en twee plateaus vol slakken. Vanuit een plastic bakje werd elk schelpje zorgvuldig met een mengsel van zout en peper gevuld. "Hoe lang moeten die nou koken, meneer?" vroeg ik. "Tot zo'n 16 minuten, op het vuur, dat hangt er vanaf", schatte de man. Waar dat dan vanaf hing, wilde hij niet zeggen. Ze moeten in ieder geval stoppen met 'baver' (kwijlen). Daarna worden ze gegeten met aioli. Soms gaat er een tomatensaus bij. Vaak wordt er ook nog worst en ander lekkers gegrild en worden de 'petit gris' nog met varkensvet overgoten. Uit opgravingen blijkt dan men die glibbers hier al eeuwen lang weet te waarderen en te grillen. Ze gingen zelfs mee op vissersboten, want ze vergen weinig onderhoud (voer) en vormen een goede eiwitbron. Ze moeten sowieso 3 weken op rantsoen, (water en thijm) voordat ze gegeten kunnen worden dat wil zeggen: ontzand zijn. Nu zijn ze echt het centrum van een feestje, want een cargolade vier je liefst met een groot gezelschap, en dan worden er 30 voor een kleine tot 100 voor een grote eter gerekend. En daarbij wordt natuurlijk een wijntje gedronken! Dus: op de bladeren zijn ze groot geworden, op de stronken zijn ze gegrild en met het vocht worden ze weggespoeld. Een mooie cirkel, vind ik.

maandag 19 december 2011

Valse wind

Mijn schoonfamilie laat al snel een traantje, daar is niks mis mee, dat is gewoon zo en heeft iets vertederends. Het gebeurt soms zomaar, of bij hoesten, grote inspanning of verdriet, maar vooral bij lachen. De tranen rollen vooral over de wangen bij de pks-grappen, dat wil zeggen: de moppen uit de poep-kak-stront categorie. Dus misschien dat ze na het vorige bericht nu weer een traantje weg kunnen pinken, want ik wil even vertellen over...de wind.
Hier waait in 48% van de gevallen de Tramontana. Dat is een noord-westen wind, eigenlijk net zo veelvoorkomend als in Nederland, maar hier komt 'ie van de bergen. Hij scheert er eigenlijk langs en dat maakt 'm verraderlijk, want hij zoeft tussen dalen en langs toppen, waardoor 'ie vooral in vlagen waait. En hier aan de oostkust hebben die vlagen hun volle snelheid bereikt. Dus als je op het verkeerde moment de Cap Béar (landtong ten zuiden) rondt, kan je muts bij een snelheid van 130 kilometer per uur van je hoofd waaien, en je bril en je gezonde verstand! Ik hoorde ooit dat een misdadiger minder gestraft wordt, als hij tijdens de Tramontana zijn misdaad begaat, maar dat schijnt een mythe te zijn. Toch werkt het aanhoudend gehuil wel degelijk verwarrend, want zelfs Victor Hugo beschreef 'm in zijn 'Gastibelza' als 'le vent qui vient à travers la montagne me rendra fou'. En er wordt nog meer aan die wind toegewezen. Zo waait hij alleen een oneven aantal dagen, beginnend vanaf drie, dan zes, dan negen. Hij is in ieder geval altijd droog en koud en brengt helder weer. Hij brengt daarmee vreemd genoeg volgens sommigen ook helderheid van geest en is ook nog eens genezend; door de lage vochtigheid schijnt 'ie goed te zijn voor reumalijders. Maar ik heb 'm meegemaakt; hij striemt om je oren, hij loeit, hij giert en tiert. Hij maakt denken onmogelijk, doet de luiken rammelen, rukt elk blad van de bomen, maakt kleine wervelstormen van plastic zakken in de steeg hierachter en drijft het jachtinstinct van de hond tot het uiterste. Je kunt jezelf niet meer horen denken, soms drie soms zes soms negen dagen niet. Erg!

zaterdag 17 december 2011

Fifo

In de horeca kent iedereen de term 'fifo': First In First Out. Het gaat er dan natuurlijk om dat je je minst verse producten eerst opmaakt en bij het opbergen van je bestelling de nieuwe spullen achteraan zet. Maar eigenlijk wil ik het over een ander, maar soortgelijk principe hebben: wat erin gaat, moet er ook weer uitkomen. Dat is bij elk mens hetzelfde. En dat is weer één van de verklaringen voor het bestaan van de caganer, die in elke Catalaanse kerststal (Pessebre) optreedt. De caganer is een poepend mannetje, op de hurken gezeten, meestal rokend, of de krant lezend en gekleed in wit shirt en een rode muts (de barretina). Er wordt ook wel beweerd dat de caganer staat voor vruchtbaarheid, hij bemest de aarde, nou ja, in dit geval de kerststal! Inmiddels heeft deze poepert een enorme vlucht genomen en komt hij niet alleen in zijn oorspronkelijke verschijning meer voor. Nee, noem ze maar op of je kunt ze schijtend in je stal zetten: Obama, Queen Elizabeth, de Paus, Michael Jackson, Spiderman, Spongebob, Sarkozy etc. Van de week zag ik er zelfs eentje die je kan opwinden en die dan al hippend je hele stal doorkruist! Soms is de commercie echt om strontziek van te worden, of zal ik toch maar zwichten voor een gehurkte Johan Cruijff?

maandag 12 december 2011

Lampedarie

Het seizoen is alweer een tijdje voorbij, het loopt van april tot oktober. In die tijd moeten alle 'blauwe' vissen (sardientjes, ansjovis en makreel) worden gevangen, in de nacht, met liefst twee boten die samenwerken. Met de sonar wordt een school opgezocht. Een roeibootje met een felle lamp lokt de vissen naar het oppervlak, terwijl het moederschip ze met zijn netten omcirkelt. De netten zijn fragiel, er kan alleen bij goed weer worden uitgevaren, zonder wind en zonder stroming. De vissers zijn zo'n 10 uur op zee, keren terug bij zonsopgang en hebben dan nog een werkdag met verkoop, schoonmaak en boeten. Dit was overigens ook het werk waar Petit Louis, waar ik eerder over berichtte, zich al vanaf zijn 13de in had gespecialiseerd.
In Port Vendres zijn er nog maar twee schepen die deze pêche au lamparo bedrijven. Jammer hoor.

Het schilderij plukte ik van internet en is van Sabine Bernier.

zondag 11 december 2011

Zwart goud...misschien

In het Maleis wordt er onderscheid gemaakt tussen 'tidak' (nee) en 'belum' (nog niet). Als iemand je vraagt of je 100 wordt, antwoord je niet met 'tidak', maar met 'belum', want: je weet maar nooit. Daar moet ik altijd aan denken als ik iets koop bij de groenteboer op de markt hier. Op zondag zegt hij altijd:" Tot woensdag...misschien" en op woensdag zegt hij:"Tot zondag...misschien" - want, je weet maar nooit. Vandaag was het weer hetzelfde, maar hij had iets bijzonders: hij verkocht eieren voor €1,50 per stuk! Het waren niet zomaar eieren, maar truffeleieren, want ze waren met truffels in aanraking geweest, dus hadden de smaak overgenomen. Zo kon je nu gemakkelijk een truffelomelet maken! Meneer groenteboer gaf een uitvoerige uitleg, begon over de poreuze eierschaal etc. en ik deed alsof het allemaal nieuw voor mij was. Een dame naast mij reikte ondertussen naar een potje. Toen bleek dat de truffels ook zelf verkocht werden. Mevrouw nam er één mee voor slechts € 8,00. Die ernaast, zag ik nu, ging voor €13,00 en die wilde ik wel, maar toen ik aan de beurt was, was 'mijn' potje weg. Ik begon meteen aan mezelf te twijfelen en moet raar hebben opgekeken. De dame voor mij had zich net omgedraaid en werd er nog even bij betrokken."U denkt toch niet dat ik uw potje heb gepakt?" vroeg ze verbouwereerd, terwijl ze in haar tas graaide. En ja hoor, daar kwam 'mijn' potje tevoorschijn en even daarna ook het hare. O lala, excusez moi...pas grave madame, ne vous inquiétez pas. Beschaamd gaf mevrouw het potje terug. Geen probleem; pas de souci! Groenteboer blij, mevrouw blij en ik blij.
Laat ik nu toevallig een eendenlever in de marinade (Banyuls) hebben staan voor een nieuw terrinerecept en ook nog eens pureeaardappels (Bea?) in huis hebben. Dat wordt vanavond een pureetje met een gebakken eendenlevermedaillon en een schijfje tuber melasponorum. En dat nog voor de Kerst en de truffelmarkt die hier op de 24ste wordt gehouden!

Appeltjes van oranje

De appeltjes van oranje komen echt niet alleen uit Spanje. Ze hangen hier, naast de citroenen en de mandarijnen in bijna alle achter- en voortuinen aan de bomen. Op de markt is de keuze groot. Met blad, zonder blad, onbespoten, uit de Roussillon of toch uit Spanje, bitter of juist zoet enz. Ik dacht vandaag mooie mandarijnen uit de streek te hebben uitgezocht, maar het bleken bittere marmeladesinaasappels te zijn. Des te beter! De kraam ernaast verkocht mijn favoriete olijven: Lucques. Die zijn net weer verkrijgbaar, van de nieuwe oogst. Het zijn groene, langwerpige olijven, uit de streekt. Ik wil al een tijdje een beetje experimenteren met de marinade ervan, dus heb nu m'n kans gegrepen. Ze liggen in een pekelbad met die bittere sinaasappel en een lepel kardamomzaad. Om bovendrijven te voorkomen, heb ik ze met een steen verzwaard.
Nu maar hopen dat ze straks net zo lekker smaken als ze eruit zien.

zaterdag 10 december 2011

Japanse parels

Nee, dit gaat niet over de Japanse oester die de hele Nederlandse kust 'bedreigt' dit gaat over kleine ronde bolletjes, die hier in Frankrijk 'perles du Japon' heten, beter gezegd: tapiocakorrels en daar is geen zeeschelp mee gemoeid.
Enkele weken geleden aten wij zeer verzorgd en hoog aan de prijs in Mollet, een klein dorp net over de grens, aan de andere kant van de Albères (in het Spaans heet dat l'Albera). Het restaurant, La Reina de Port Lligat, hoort qua naam en familie bij het hotel bij Cadaques, naast het woonhuis van Dalí. In dat hotel heersen moeder en zoon, terwijl vader en broer van die zoon dit 'eettentje' bestieren. Dat het allure heeft, zie je niet af aan de façade, maar merk je wel aan de entree: de deur gaat automatisch open. Binnen in een ruimte met gewelfd plafond, heerst een serene rust, zeker als je er geen ander gezelschap treft (zoals ons eigenlijk nog niet is overkomen). Het knipmes is een Catalaanse schone, die met haar pink wijzend de gerechtjes uitlegt in een taal die wij nog niet machtig zijn, maar ze brengt het leuk! Er komt ook nog een gedecoreerde drinkbak voor de hond en een stoeltje voor je tas! wat wil je nog meer? Nou, een supermenu misschien, beginnend met een leuke vondst: een 'boter' van olijfolie, de lokale trots bij uitstek. De olie is in de koeling of vriezer opgesteven en komt als een bolletje op tafel met 2 soorten grof zout en vers gebakken broodjes. Je haalt een stukje brood over de boter, die langzaam uitsmelt, doopt die in het zout en geniet. De tussengerechtjes weet ik even niet meer, maar het dessert deed mijn moeder verzuchten:"Bent u volgende week ook open?" En dat was dus iets met tapiocakorrels.
Nu zijn er 2 generaties aan het experimenteren geslagen. Wordt vervolgd.

vrijdag 9 december 2011

Bingo!

Toen de Roxy in Amsterdam nog een bios was, maar wel tanend, werkte ik daar een blauwe maandag, samen met een aantal andere studentes, als bingojuffrouw. In keurig uniform stonden we langs de rand te wachten tot het verlossende 'bingo' ergens uit het publiek klonk. Als het in mijn wijk was, moest ik erheen rennen en het winnende velletje onder een camera duwen, zodat dat via een beeldscherm op het podium kon worden gecontroleerd. Het was een zielloze bedoeling, met een baas die altijd precies op het moment dat wij ons in onze rokjes en strakke witte blousjes hesen de kleedkamer in kwam lopen en die de cijfers afriep met de meest grappige woordspelingen: "nummmmmeeerrrr TIEN, laat ze maar zien" of "nummmmeeerrrrr ZEVEN, ik pak je wel even". En als hij lekker op dreef was, werd het "turtiefive who wants to be my wife" Het avontuur eindigde abrupt, toen één van ons, een mooie negerin, echt heel onbeschoft door de grappigste man van de Kalverstraat werd behandeld en wij allemaal tegelijk besloten onze biezen te pakken.
En nu is hier het seizoen van de 'rifle' aangebroken. De Catalaanse bingo die in de hele regio avond na avond met groot enthousiasme wordt gespeeld, om in de donkere dagen voor Kerst de gemeenschap bijeen te brengen of te houden. Als het de beurt is van het restaurant om de hoek, zit men daar hutjemutje, tot bovenaan de trap op de 2de verdieping, met een papiertje op schoot en een hand vol ronde snippers, die nog dagen later over straat dwarrelen. De winnaar staat even later te proosten aan de bar met de emmer met een ham of grote kip en flessen wijn (de buit) tussen zijn benen.
Er worden twee varianten gespeeld: de quine (5 goede nummers op een rij, alleen horizontaal!) of de 'carton plein', die spreekt voor zich. En ook hier zijn de cijfers op (Catalaans) rijm gezet, nou ja: de 2 wordt omgeroepen als 'galina', de 7 als 'picassa' en de 69 als 'cap i cul'. Ook super lollig (?)
Al is het meestal voor het goede doel, behoud van de Catalaanse teamspirit en verdrijving van de eenzaamheid, en komen er geen bingodames bij kijken, ik ben toch wel blij dat hier volgens de wet niet meer dan 6 van dergelijke feestjes per jaar mogen worden georganiseerd.