Een paar weken geleden liep ik met de hond in de buurt. Maar uitlaten was het niet echt. Ik liep voorover gebogen, spiekend onder elke struik. Nou ja, elke. Het ging me om de wilde asperges. De struiken ervan staan hier overal. Ze lijken op de aspergetakjes die vroeger (of nu nog?) het bosje fresia's opleukten, maar deze zijn stekelig, HEEL stekelig. Het is geen pretje om, met trekkende hond, zo'n struik van onderen te benaderen en voorzichtig op te lichten, op zoek naar het groene goud. En als er dan geen beloning op volgt, is de teleurstelling groot. Ik vond wel een afgesneden stompje, en bedacht me daarop hoe idioot het is om in de achtertuin van het dorp te gaan zoeken, met het idee dat ik daar al het moois wel eens voor de neus van de plaatselijke bevolking zou wegkapen. Die weet natuurlijk precies waar ze het zoeken moet!
In de lokale supermarkt kreeg ik lik op stuk, toen ik bij de kassa achter één van de oudste legendarische inwoners hier stond. Wij hebben hem de bijnaam Nestorix gegeven en dat bleek geen gekke vondst nu hij zich bleek te ontpoppen als een ware Panoramix. Het ging niet over maretak, maar hij stond, met zijn hand op de schouders van een dame tikkend iets uitgebreid te bespreken, terwijl hij zich naar mij omdraaide en samenzweerderig mompelde: 'We hebben het over 'espargul': wilde asperges!'
Dus nu het seizoen (dat na de eerste week van maart echt schijnt los te barsten) is aangebroken, til ik pro forma nog een enkel struikje op, maar koop ik dit groene goud gewoon in een bosje op de markt.
We eten de delicate stengels in een salade van faux filet (runderlende) gemarineerd in sojasaus met verse gember, knoflook en sesamolie. Daarbij wat jonge sla en een vinaigrette met wasabi.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten