zondag 3 juni 2012

Kinderleed

Bij ons stond in de tuin, pal naast het huis, een oude appelboom. Hij droeg bijna elk jaar vrucht, al stelde het niet veel voor: kleine, zure appeltjes, onregelmatig van vorm en vaak met de nodige beschadigingen. Maar moeders kwam uit de Betuwe, had alle mogelijke fruitsoorten met de paplepel ingegoten gekregen, dus bekommerde zich ook om deze oogst. Daarom aten wij vaak huisgemaakte appelmoes. Hij was zuur en had de nodige restvliesjes van het klokhuis die tussen je tanden bleven steken; het kon mij niet bekoren. En wat bleek op latere leeftijd: ik krijg buikpijn van appels, tenminste, als ik ze rauw eet. Nou zou dat kunnen komen door die vroege jeugdherinnering en dus psychosomatisch kunnen wezen, maar laatst kocht ik appels voor in de koolsoep en kon ik op weg naar huis de verleiding niet weerstaan, dus at ik er eentje op. Terwijl ik in de keuken de soep stond klaar te maken, kreeg ik last van m'n maag, een onbestemd rotgevoel. Ik snapte er niks van en toen schoot het me te binnen: die appel. Ik had er niet bij stilgestaan, het is echt zo dat ik ze niet goed verdraag. Dat betekent dus helaas ook dat ik die eeuwige jeugd - waar de appel in de mythologie symbool voor staat - op mijn (zere) buik kan schrijven.

Geen opmerkingen: