
Het was fris en zeker bovenop behoorlijk winderig, maar misschien juist daardoor ook kraakhelder. In het zuiden zag ik de ruïne van Toroella en daarnaast Estartit met de Illes Medes (een duikersparadijs, want een van de mooiste en oudste Mediterrane zeereservaten). In het zuidoosten lag de Cap de Creus en in het noordoosten kon je Sète zien liggen (ok, het zag eruit als een wit streepje en een beetje heuvel, maar toch). In het noorden zag je duidelijk de Bugarach, de hoogste punt van de Corbières, die door velen wordt gezien als de enige plek ter wereld die overeind blijft als de wereld vergaat; elke vierkante meter grond in de wijde omtrek ervan is door bijgelovigen opgekocht.

Onder de piek loopt een lang pad, helemaal tot Port Vendres. Het is een overdekt kanaal, gevoed door 3 bronnen, dat begin 19de eeuw in circa 50 jaar is gebouwd om drinkwater te leveren aan de vele vluchtelingen die vanuit Noord-Afrika in Port Vendres voet aan wal zetten en bleven plakken. Heel verrassend heeft dit kanaal in de bergen ook nog een lange tunnel (50 meter), waar je, gebukt, doorheen kunt lopen, met een lampje, want 't is er aardedonker en vaak nat door het regenwater. Een ingenieus bouwwerk, midden tussen de omgevallen bomen en zwijnenpaadjes.
Op de terugweg (het werd een wandeling van 5 uur) ging de wind liggen en hoorde je alleen nog maar de stilte.
De zere knieën waren deze ervaring meer dan waard!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten