Zwart en wit markeren ook het interieur van het nieuwe restaurant La Tête in Bree Street. De muren zijn (nog) maagdelijk wit en er bungelen zwarte lampenkappen aan het plafond. Voor circa 50 couverts staan er donkerbruine houten tafels en stoelen. De ene lange kant heeft ramen, de andere een kleine open keuken en veel witte muur.
Omdat de chef, Giles Edwards, zijn sporen heeft verdiend bij het fameuse nose-to-tail restaurant St. John in London en hij zijn zaak zo'n sprekende titel gaf (met een koeienkop als logo), zou je vermoeden dat het kop-staart principe hier ook wordt gebezigd. Maar ik twijfel. Vertel mij maar eens (of liever: teken mij maar eens) het beest met een kippenlever, runderhart en varkensstaart, en dan ook nog ergens wat octopus en heek. Nee, het hippe aan deze zaak blijkt de bereiding van orgaanvlees en niet het verwerken van een heel beest (een mythologische variant daargelaten).
Ik heb het kruim nog niet tussen m'n tanden weggespoeld of mijn tweede gang staat al voor m'n neus. Het is in balsamico gemarineerd runderhart, dun gesneden en gegrild, waardoor het lekker rokerig smaakt. De plakjes zijn gemengd met een lauwwarme mix van bietjes, rode ui, waterkers en kappertjes; een goede combinatie. Het vlees is heerlijk mals, maar ook hier weer niet erg uitgesproken.
De raamkant van de zaak biedt uitzicht op een straatje met aan de overkant een saaie parkeergaragemuur, waar gelukkig een keur aan voorbijgangers langs trekt: gehaaste yogadames, giebelende scholieren, telefonerende juppen en trage straatvegers die de regenboognatie eer aandoen. Aan de andere kant, in de open keuken, staat een jonge kokkin die een wel heel zware donderwolk boven zich heeft hangen, maar zo geroutineerd aan het werk is, dat ze toch een lust is voor het oog. Omdat er aan de voorzijde veel verkeer voorbijraast, blijven de tafeltjes op het trottoir ondanks het mooie weer onbezet.
Volgens de recensies zijn de madeleines, die na bestelling vers worden gebakken, 'to die for', maar ik sterf liever voor wat kaas. Laten ze dat met de lunch nou niet serveren. Gelukkig wordt er toch een plankje voor me klaargemaakt - zou het opschrijfboekje hier weer deuren hebben geopend? Ik krijg een stilton en geit uit de buurt (Stellenbosch?) en een uitzonderlijk lekkere oude kaas uit Gauteng. Die laatste geeft een bek vol umami, waardoor 'ie zelfs een beetje naar truffel smaakt. Het glas Grüner Veltliner is helaas vreselijk wrang, maar de 'Bordeaux blend' (?) maakt dat weer goed.
Het lijkt me geen sinecure om je staande te houden in deze stad waarin je struikelt over de (hippe) eettenten, maar ik gun het Giles van kop tot staart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten