woensdag 23 december 2015

Knollen, geen citroenen

Mijn opa was een boeman, onze vriendjes en vriendinnetjes in de buurt noemden hem 'de bromsnor'. Hij had dan ook een grote knevel waarvan hij de uiteinden altijd omhoog probeerde te sturen. Opa was notaris in ruste en een voornaam man. Dat laatste vond hij zelf ook. Hij werd liefst op zijn wenken bediend door mijn oma, die moedig stand hield onder het lage drukgebied. Na haar dood bleek dat zij van het schaarse huishoudgeld dat opa haar toestopte in het geheim spaarrekeningen voor haar kleinkinderen had geopend. Ik schreef al eerder over dit echtpaar en mijn culinaire herinneringen, maar had het daarbij niet over het feit dat mijn opa er prat op ging dat hij ook kon koken, en wel griesmeelpudding met bessensap. Hij heeft dat één keer voorgedaan, maar dat was geen succes, want de boel was aangebrand. Natuurlijk werd dit met de mantel der liefde bedekt. "Goed gedaan opa!".
Verder meende hij zo goed onderlegd te zijn in beschuit dat hij blind kon proeven of het Verkade of een B-merk betrof. Het lijken twee van elkaar losstaande zaken, maar de culinaire historie van mijn moeders kant kent ook het beschuitje met bessensap.
En dan was er nog de rammenas. Ik weet niet of die in Nederland inmiddels onder de 'vergeten groentes' valt, maar dat was 'ie bij opa's leven zeker niet. Volgens mij lag er zaterdag, marktdag, altijd wel zo'n zwarte duivel op tafel. Mijn opa at die in plakjes op een met boter besmeerde boterham en strooide er vervolgens zout over. En dat is net zo lekker, of voor sommigen misschien walgelijk, als een stuk beboterd toast met Marmite.
Ondanks het ontzettend zachte weer waardoor de wintertruffel nog steeds niet thuis geeft, zijn hier zoals gewoonlijk in deze maanden de rammenassen al wel in alle maten te krijgen, en niet alleen deze radis noir, maar ook 'gewone' radijsjes en hele grote rode en nog een heel leger aan raapjes en knolletjes. Maar die worden alle niet op een snee brood gelegd, nee, ze worden rauw verwerkt in zalmtaraar, of tot soep gepureerd, als een carpaccio gegeten (geschild en met olijfolie en citroensap besprenkeld) eventueel belegd met een tonijnmousse, of ze worden, geschild, kort aangebakken en met jonge kaas omgeschept, of er wordt een soufflé mee bereid. Inmaken kan ook nog.
Ik heb hier nu zo'n zwarte walvis liggen, zo groot dat ik er wel 24 bammetjes mee zou kunnen beleggen, maar omdat ik ook een bos radijsjes heb liggen, wil ik mijn buik niet teveel overuren laten maken. Daarom laat ik 'm kennismaken met de Antilliaanse zon, door 'm in de warme pan met Colombokruiden te besprenkelen. Met wat crème fraiche geef ik 'm een winters jasje en als we 'm eten, denk ik toch met weemoed aan m'n opa.

Geen opmerkingen: